Professor Liliane Schoofs van de KU Leuven, met expertise in onder andere immunologie, stelt op twitter dat de huidige vaccins besmettingen niet kunnen stoppen. De huidige coronavaccins zijn zogenaamde intramusculaire vaccins, waarbij met een spuitje het vaccin in het spierweefsel wordt geïnjecteerd. Deze vaccins kunnen volgens Schoofs geen immuunrespons uitlokken in de slijmvliezen. Ze zouden niet voor de aanmaak van immuuncellen en antilichamen zorgen ter hoogte van de slijmvliezen, laagjes lichaamscellen in onder meer de mond- en keelholte. Deze antilichamen in het slijmvlies zijn belangrijk om binnendringende ziekteverwekkers meteen te neutraliseren
Amerikaanse onderzoekers toonden aan dat antilichamen wel degelijk te vinden zijn in het slijmvlies. Zij vonden na vaccinatie met het Pfizer- of Modernavaccin antilichamen tegen het spike-eiwit van het coronavirus in de slijmvliezen. Die bleven daar minstens vier maanden aanwezig. Volgens hen kunnen deze bevinding een biologische basis vormen om te verklaren waarom gevaccineerden minder kans hebben om COVID-19 te krijgen en ze minder besmettelijk zijn wanneer ze alsnog ziek worden.
Ook Gentse onderzoekers, die keken naar de vaccins Pfizer en Astrazeneca, vonden bij de meerderheid van de onderzochte gevallen antilichamen terug in het neus- en mondslijmvlies. Volgens UGent professor Philippe Gevaert, een van de onderzoekers, nemen die mucosale antilichamen doorheen de tijd wel af. Dat correleert met een verminderde bescherming tegen besmetting.
Een andere, Italiaanse studie stelden dan weer geen antilichamen in het slijmvlies vast bij gevaccineerden. Er werd wel aangetoond dat, al enkele dagen nadat een gevaccineerde toch besmet raakt, het lichaam al IgA-antilichamen aanmaakte, een soort antilichamen dat de slijmvliezen kan beschermen. Die zouden dan in de neus en keel het virus kunnen neutraliseren.
Er zijn ook aanwijzingen dat het Pfizervaccin immuuncellen in het neusslijmvlies kan stimuleren. Deze zogeheten Tissue Resident Memory Cells zijn belangrijk om snel en efficiënt te reageren tegen pathogenen in de slijmvliezen en blijven lang aanwezig. Er zijn dus enkele aanwijzingen dat de huidige coronavaccins wel een immuunrespons in de slijmvliezen zouden kunnen uitlokken, maar het is nog de vraag hoe zich dit vertaalt naar de realiteit. Is dit ook voldoende om de verspreiding van het virus effectief te verhinderen?
Uit verschillende onderzoeken zou blijken dat de vaccins tegen COVID-19 het potentieel hebben om besmettingen te voorkomen. Volgens een groot review-artikel, een artikel dat de bevindingen van andere onderzoeken bundelt, zou dit ook effectief het geval zijn. Een tekortkoming aan deze studie is evenwel dat er niet gekeken werd naar de afname doorheen de tijd van de bescherming tegen besmetting.
De vaccins zouden niet enkel beschermen tegen symptomatische besmetting, maar ook tegen asymptomatische besmetting – waarbij je besmet bent met het virus maar geen symptomen vertoont. Een onderzoek laat blijken dat gevaccineerden met het Modernavaccin 4 keer minder kans hebben om asymptomatisch positief te testen.
Ander Brits onderzoek vond daarnaast ook dat de kans om anderen te besmetten sterk daalde als men gevaccineerd was, maar toch COVID-19 had opgelopen. Dit effect ontstond pas vanaf ongeveer 11 dagen na de eerste vaccindosis, wat strookt met wat we weten over het immuunsysteem: het heeft één à twee weken nodig om een goede immuunrespons te orkestreren die ons kan beschermen tegen een ziekteverwekker.
Deze studies dateren van voor het omikron-tijdperk. Recenter onderzoek, van een periode waarin de delta- en omikronvariant domineren, geeft gemengde resultaten. Brits onderzoek naar de deltavariant vond dat iemand die COVID-19 had niet minder besmettelijk was als die gevaccineerd was, terwijl Deense onderzoekers wel zo’n effect vaststelden. Beide onderzoeken vonden wel dat gevaccineerden zelf minder snel besmet werden.
Bij vorige varianten werden gevaccineerden dus minder makkelijk besmet, waardoor zij logischerwijs minder kans hadden om zelf iemand te besmetten. Hoe het nu zit, met de nieuwe varianten, de boosters en de vaccin-effectiviteit die enigszins afneemt met de tijd is nog niet volledig duidelijk. Ook het effect van de zogenaamde “hybride immuniteit”, immuniteit van iemand die zowel COVID-19 heeft gehad als gevaccineerd is, moet nog worden uitgeklaard, maar is mogelijks krachtiger dan de immuniteit na vaccinatie of van infectie op zich.
Het idee dat ingespoten vaccins geen immuunrespons in het slijmvlies kunnen uitlokken, wordt de laatste jaren vaker betwist. Onderzoekers vonden in 2019 onverwachts dat een intramusculair vaccin tegen een bepaalde bacterie bij muizen ook in de slijmvliezen specifieke immuuncellen deed ontstaan.
Een andere publicatie uit 2016 keek naar verschillende studies die de immuniteit in het slijmvlies na vaccinatie onderzochten. In 1973 waren reeds aanwijzingen dat er antilichamen in slijmvliezen te vinden waren na klassieke vaccinaties. Die bevinding is sindsdien al vaak herhaald in proefdieronderzoek en onderzoek bij mensen.
Dit is ook merkbaar in de praktijk: een voorbeeld hiervan is het vaccin tegen kinkhoest. Bordetella pertussis, de bacterie die kinkhoest veroorzaakt, infecteert eerst de bovenste luchtwegen en kan zich daarna naar de longen verspreiden en complicaties geven elders in het lichaam. Voor pasgeborenen kan een besmetting met deze bacterie zeer gevaarlijk zijn, maar zij kunnen pas van de leeftijd van 2 maand gevaccineerd worden.
Daarom kan men ervoor kiezen de omgeving van de pasgeborene te vaccineren tegen kinkhoest, dit heet een cocoonvaccinatie. Deze strategie vermindert de kans op infectie van de pasgeborene. Het is dus niet uitgesloten dat de huidige coronavaccins infecties in het slijmvlies kunnen voorkomen.
De vaccins die momenteel op de markt zijn tegen COVID-19 bieden in de eerste plaats bescherming tegen ernstige ziekte en overlijden. Er is een effect op de viruscirculatie, maar dat effect is wellicht kleiner met de nieuwe varianten en lijkt doorheen de tijd af te nemen. De boosterprikken zorgen opnieuw voor een stijging van die antilichamen, maar zowel de WHO als professor Gevaert geven aan dat herhaaldelijk boosters toedienen wellicht geen houdbare strategie is.
Een alternatief voor de klassieke vaccins via inspuiting is een vaccin dat je rechtstreeks via de neus inneemt. Alleen: die vaccintechnologie staat nog niet volledig op punt. Er is momenteel maar één goedgekeurd vaccin dat die manier van toediening gebruikt: een griepvaccin. Theoretisch hebben deze vaccins enkele voordelen: ze zouden zorgen voor meer IgA-antilichamen in de slijmvliezen en zijn heel makkelijk toe te dienen. Anderzijds zijn er ook nadelen: de normale functie van het neusslijmvlies werkt een intranasale (via de neus) vaccinatie op sommige vlakken tegen. Bovendien beschikken we over minder onderzoek naar dat soort vaccins vergeleken met de “normale” vaccins via inspuiting.
Op de vaccin-tracker van de WHO staan enkele fase 3-studies geregistreerd naar vaccins die via de neus of oraal toegediend worden. Dit is de laatste fase voordat een vaccin goedgekeurd kan worden. Het is niet duidelijk wanneer de resultaten van dergelijke grote studies zouden verschijnen.
De huidige, via inspuiting toegediende coronavaccins voorkomen heel wat besmettingen en konden, voor de vorige virusvarianten althans, de besmettelijkheid ook verminderen. Dit effect is echter niet 100% en de invloed van de recente virusvarianten daarop is nog niet duidelijk. Het effect wordt wellicht groter als iemand zowel gevaccineerd is én COVID-19 heeft doorgemaakt en dus hybride immuniteit heeft.
Zeggen dat de vaccins de verspreiding van het virus niet verminderen, is te kort door de bocht. Al is er ruimte tot verbetering. Daar zouden via de neus toegediende vaccins voor kunnen zorgen. Alleen: die technologie staat nog niet helemaal op punt. Er zit heel wat onderzoek in de pijplijn, maar op dit type vaccin zullen we nog even moeten wachten.