Geen bewijs dat een paarse tong op kanker wijst
Een team wetenschappers aan de universiteit van Pennsylvania wilde weten welke invloed online steun heeft op iemands sportprestaties. Daarom nodigden de onderzoekers ongeveer achthonderd mannelijke en vrouwelijke studenten en medewerkers van een universiteit uit om gedurende elf weken een fitnessprogramma te volgen. Ze werden in vier verschillende groepen verdeeld: een competitief team, een steunteam, een controlegroep en een gecombineerde groep met zowel competitie als steun.
De deelnemers beoefenden onder meer yoga, pilates, gewichtheffen, spinning en gingen lopen. Het aantal sportsessies werd bijgehouden op een speciaal opgericht sociaal mediaplatform. De leden van het competitieve team kregen scores van hun teamleden te zien. Ze konden zichzelf met hen vergelijken, maar hadden verder geen contact met de andere sporters. Het steunteam kon chatten met hun teamleden: dit was bedoeld om elkaar te motiveren om vaker te sporten. De gecombineerde groep kon zichzelf vergelijken met anderen, maar kon ook chatten met andere proefpersonen en elkaar motiveren. De controlegroep had geen van deze mogelijkheden.
Om iedereen te motiveren, ontvingen de personen die het vaakst kwamen sporten een waardebon. Binnen de steunteams waren er extra waardebonnen voor de teams die het vaakst kwamen sporten.
Wat blijkt nu? De personen die deel uitmaakten van een competitief team werkten de meeste oefensessies af. Er werd frequenter gesport (90% meer!) dan in de groep waar geen sprake was van druk en sociale controle. Op basis van deze resultaten concluderen de onderzoekers dat een competitiegevoel aanzet om te bewegen.
Dit nieuws is gebaseerd op een degelijk opgezet experiment, waarbij deelnemers via loting werden verdeeld in de vier groepen. De deelnemers wisten niet wat de bedoeling was van het onderzoek en konden hierdoor de uitkomsten niet beïnvloeden. Ook de sportinstructeurs, die noteerden of deelnemers aanwezig waren, wisten niet welke deelnemer in welke groep zat.
Het totale aantal sportlessen dat de deelnemers volgden varieerde van 0 tot 39. De controlegroep sportte het minst vaak. Het totale aantal sportlessen in deze groep was gemiddeld 0,9 lessen. De gecombineerde groep sportte het meest, met een gemiddeld aantal sportlessen van 1,9. Dat betekent dat iedere deelnemer slechts 1 of 2 lessen over de hele periode van 11 weken heeft gevolgd. Het verschil tussen beide groepen komt dan wel overeen met een toename van 90%, maar effectief zet dit geen zoden aan de dijk.
Vooraf werd nagegaan hoe actief de deelnemers waren. In alle groepen voldeed ongeveer 40% aan de norm van voldoende lichaamsbeweging. Deze norm hield in dat deelnemers ten minste 2 maal per week spierversterkende oefeningen deden én daarbij 4 maal per week gedurende 20 minuten zware inspanning of 5 dagen per week gedurende 30 minuten matige inspanning. Het feit dat bijna de helft al voldoende bewoog, kan misschien de lage aanwezigheid bij de extra fitness-sessies verklaren. Ook is mogelijk dat sociale steun of competitie, samen met de kans om waardebonnen te winnen, onvoldoende zijn om mensen die weinig bewegen aan te zetten om ermee te beginnen.
Deze studie is uitgevoerd onder studenten en medewerkers van een universiteit. Het is niet duidelijk of de resultaten ook geldig zijn voor andere groepen mensen. Daarom zijn nog andere studies nodig om te testen of dit ook zo werkt bij anderen, bijvoorbeeld mensen die van zichzelf minder sportief zijn.
Deze studie laat zien dat mensen die zichzelf met anderen vergelijken iets vaker sporten dan mensen die elkaar motiveren om te komen sporten, maar het effect in deze studie is zeer klein.