Geen tijd om te lezen?
Dit zijn onze conclusies!

Mensen zonder symptomen kunnen wel degelijk anderen besmetten en doen dat ook vaak. Hen testen op SARS-CoV-2 heeft dus wel zin.

Wie eerder COVID-19 doormaakte, is niet zeker voor minstens zeventien jaar beschermd tegen herbesmetting.

Het is voorlopig moeilijk te zeggen hoe lang mensen die COVID-19 hebben doorgemaakt beschermd blijven tegen het virus.

Het is mogelijk dat het virus in de toekomst minder ziekmakend wordt door mutaties, maar voorlopig zijn de belangrijkste varianten nog even gevaarlijk.


In de compilatie beweert professor Sucharit Bhakdi dat ‘als je niet ziek bent, je nooit COVID zult verspreiden’. Daarom, aldus Bhakdi, heeft ‘testen (of iemand corona heeft) totaal geen zin’. Dit klopt niet. Mensen die besmet zijn met het coronavirus maar geen symptomen vertonen, kunnen wel degelijk anderen besmetten. 

Het is hier belangrijk een onderscheid te maken tussen zogenaamde presymptomatische en asymptomatische besmette mensen. Iemand die presymptomatisch is, ontwikkelt later nog symptomen. Iemand die asymptomatisch is, heeft ondanks zijn besmetting geen symptomen en ontwikkelt er ook later geen. Dit onderscheid kan niet op het moment zelf gemaakt worden.

Een kleine Duitse studie die besmettingen met het coronavirus onderzocht stelde vast dat asymptomatische personen geen anderen besmetten. De meerderheid van de besmettingen bleek echter opgelopen te zijn door contact met mensen in het presymptomatische stadium. 

Een grotere Chinese studie vond dat 44 procent van de besmettingen opgelopen zou worden door contact met een presymptomatische persoon. De besmettelijkheid zou pieken twee dagen voor tot één dag na het ontwikkelen van symptomen. Dit betekent niet dat buiten deze tijdsperiode iemand niet besmettelijk zou zijn.

Deze studies werden uitgevoerd voordat er sprake was van de deltavariant. Een recentere studie, die nog geen peer review onderging, onderzocht besmettingen met die variant. Daar bleek ongeveer 74 procent van de besmettingen opgelopen te zijn na contact met iemand in het presymptomatische stadium.

De claim dat mensen niet besmettelijk zijn voor ze symptomen vertonen klopt dus niet: een groot deel van de besmettingen komt voort uit contact met mensen zonder symptomen. 

Het is daarom zeker nuttig zich te laten testen na een contact met een besmette persoon om verdere besmettingen in te dijken, aangezien de PCR-test al voor het opkomen van symptomen een positief resultaat kan geven bij besmetting.

Er is nog veel onzekerheid over bescherming na infectie

Een andere claim in de documentaire is dat bescherming tegen SARS-CoV-2 na besmetting minstens 17 jaar zou duren. Deze uitspraak werd gedaan door Michael Yeadon, een oud-medewerker van Pfizer. 

Yeadon argumenteert dat mensen die zeventien jaar geleden geïnfecteerd werden met het oudere coronavirus SARS-CoV-1 nu nog steeds immuuncellen hebben die reageren op dat virus. Omdat het genetisch materiaal van SARS-CoV-1 en het huidige SARS-CoV-2 voor tachtig procent overeenkomt, concludeert hij dat je ook na besmetting met SARS-CoV-2 minstens zeventien jaar immuun zou zijn.

Op zich klopt het dat mensen zo lang na besmetting nog steeds immuuncellen hebben die reageren tegen SARS-CoV-1 en dat beide coronavirussen op genetisch vlak voor tachtig procent overeenkomen. Yeadon baseert zich op onderzoek gepubliceerd in de wetenschappelijke tijdschriften Nature en The Lancet.

Het is echter niet correct om op basis van deze data te concluderen dat je na besmetting met SARS-CoV-2 jarenlang immuun zou zijn. Het enige dat het onderzoek in Nature onderzocht was de aanwezigheid van immuuncellen tegen SARS-CoV-1. 

Deze bevinding is belangrijk maar zegt niet veel over de bescherming tegen dat virus: dergelijke resultaten uit laboratoriumproeven zoals hier zijn niet makkelijk te vertalen naar de werkelijke bescherming. Het is dus niet omdat er nog immuuncellen zijn die reageren op het virus, dat mensen met een eerdere besmetting nog steeds beschermd zijn. We weten immers nog altijd niet alles over de interactie tussen ons immuunsysteem en SARS-CoV-1. 

Dat beide virussen genetisch voor tachtig procent overeenkomen is dus wel correct, maar de twintig procent die niet overeenkomt is bijzonder belangrijk. Zo zijn er een aantal belangrijke veranderingen in het gen van het S-eiwit. Daardoor zien bepaalde delen van dat eiwit waar ons immuunsysteem sterk tegen reageert er anders uit.

Bewijzen dat besmetting met een virus ons beschermt tegen herbesmetting is niet makkelijk. Dan zou je twee groepen mensen een tijdje moeten opvolgen, waarbij de ene groep wel en de andere groep nog niet besmet is geweest met dat virus. Dan zou je de kans op besmetting tussen beide groepen kunnen vergelijken. Er zijn geen studies te vinden die dit voor SARS-CoV-1 onderzoeken.

Voor het huidige coronavirus SARS-CoV-2 zijn dergelijke studies wel beschikbaar. Zo volgde een Amerikaanse studie mensen op die COVID-19 hadden doorgemaakt en vergeleek hen met mensen die nog niet besmet waren met het virus. Daar bleek herbesmetting wel degelijk voor te komen: na een besmetting met COVID-19 ben je dus niet volledig beschermd, net zoals bij vaccins. 

Een eerdere besmetting met het huidige coronavirus zou volgens die Amerikaanse studie voor ongeveer tachtig procent beschermen tegen herbesmetting. Dat percentage ligt lager bij ouderen. Deze cijfers moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden: dit onderzoek gebeurde op data van voor er sprake was van de deltavariant. Hoe die de bescherming na infectie beïnvloedt, en hoe die bescherming evolueert met de tijd is dus niet goed bekend.

Voorlopig maken opeenvolgende mutaties het virus nog niet minder dodelijk

Een andere uitspraak in de video komt van de Nederlandse hartchirurg Jan Grandjean. Volgens hem maakt elke mutatie het virus minder dodelijk en zou dit effect nu al merkbaar zijn. Ook deze uitspraak klopt niet.

Er zijn wel theorieën die stellen dat de mate waarin een virus iemand ziek kan maken (ook ‘virulentie’ genoemd) met de tijd zou afnemen. Oude virussen, zoals herpesvirussen, leven min of meer samen met de mens. Zij zijn, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, niet dodelijk meer. Anderzijds zijn bepaalde ‘jongere’ virussen zoals HIV en het ebolavirus, net heel erg virulent.

Volgens deze theorie zouden opeenvolgende mutaties in het huidige coronavirus dus kunnen leiden tot varianten die minder ernstige ziekte veroorzaken. Of dit geldt voor SARS-CoV-2 is niet duidelijk. 

Recenter onderzoek wees er immers op dat de theorie niet voor alle ziekteverwekkers geldt. Er zijn verschillende argumenten voor en tegen het idee dat de virulentie van SARS-CoV-2 in de toekomst zou gaan afnemen bij het ontstaan van nieuwe varianten.

Het staat echter vast dat een afname in virulentie door bijkomende mutaties, als die er al zou komen, nu nog geen belangrijke rol speelt. Bij de tot op heden goed onderzochte varianten is er geen afname in virulentie gerapporteerd.

Ook bij de alomtegenwoordige deltavariant is dat niet het geval. Schotse cijfers tonen dat niet-gevaccineerden die besmet worden met de nieuwere deltavariant een dubbel zo hoge kans hebben om in het ziekenhuis te belanden dan wanneer ze besmet worden met de alfavariant. Volgens Public Health England is er echter onvoldoende bewijs om hier met grote zekerheid iets over te zeggen.

Ook volgens de American Society for Microbiology zijn er wel aanwijzingen maar nog geen hard bewijs dat de deltavariant dodelijker is dan de vorige varianten. Ander, recenter onderzoek lijkt dan weer aan te tonen dat de deltavariant mensen niet zieker zou maken dan de vorige varianten -maar ook niet minder ziek. 

Er is nog niet genoeg informatie over de omicronvariant om uitspraken te doen over de virulentie ervan. We weten dus niet of besmetting door die variant ernstiger of milder zou verlopen in vergelijking met de vorige varianten. Voorlopig lijken besmettingen met de omicron-variant op vlak van symptomen niet echt anders te verlopen dan bij de andere varianten.

We weten wel dat mutaties het virus zouden kunnen helpen te ontsnappen aan de bescherming door de antilichamen. Die antilichamen houden we we over aan een eerdere besmetting of aan een vaccinatie. Het is moeilijker te voorspellen of het ook aan immuuncellen van eerdere infectie of vaccins kan ontsnappen. Er zijn ook mutaties die het virus nog besmettelijker zouden kunnen maken. Om het precieze effect van deze mutaties na te gaan is verder onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

In de compilatievideo worden enkele ongefundeerde of foutieve claims gemaakt. Zo kan je wel besmet worden door iemand zonder symptomen en heeft het dus wel zin om mensen te testen die geen symptomen hebben. 

Men kan niet zomaar op basis van onderzoek naar vorige coronavirussen definitieve uitspraken doen over het huidige virus. Het is te vroeg om te zeggen hoe lang de bescherming tegen herbesmetting aanhoudt bij wie eerder al COVID-19 heeft gehad. Daarnaast is er geen bewijs dat de deltavariant of andere veel voorkomende recente varianten minder ziekmakend zou zijn dan vorige varianten.

 
Geraadpleegde Bronnen