Hondeneigenaars hebben minder kans op vroegtijdig overlijden
Voor het chronischvermoeidheidssyndroom (CVS) bestaan diverse therapieën. In 2011 werden 3 daarvan met elkaar vergeleken in de zogenaamde PACE-studie: cognitieve gedragstherapie (focust op verandering van gedrag en opvattingen rondom vermoeidheid), graduele oefentherapie (vermindert vermoeidheid door langzaam de fysieke activiteit op te voeren waardoor de conditie verbetert) en ‘adaptive pacing’ (focust op aanvaarding van CVS en aanpassing daaraan). Meer dan 600 CVS-patiënten namen deel aan deze studie en na een jaar bleek een groot deel van de groepen behandeld met cognitieve gedragstherapie en met graduele oefentherapie zich beter te voelen en minder vermoeidheidsklachten te hebben (2).
De Londense onderzoekers wilden weten hoe het sindsdien met de deelnemers aan deze PACE-studie vergaan is (1). Een enquête, waaraan 75% deelnam, toont nu aan dat de gunstige resultaten overeind bleven één jaar na het afsluiten van het oorspronkelijke onderzoek: ze waren nog steeds minder vermoeid en konden fysiek beter functioneren. Meer dan twee jaar later bleek dat nog steeds het geval, maar verbeterden ook de andere groepen, behandeld met andere therapieën.
Deze opvolgstudie brengt geen kennis bij over het mechanisme noch de oorzaak van CVS; die is nog steeds onbekend. Zeker is dat mensen met CVS ernstige vermoeidheidsklachten hebben die soms sterk invalideren. En dat sommigen daarvan, maar niet allemaal, baat hebben bij graduele oefentherapie en/of cognitieve gedragstherapie. De onderzoekers weten niet of de deelnemers sinds het afsluiten van het eerste onderzoek nog steeds in therapie waren en onder welke vorm.
Ook moet vermeld worden dat één van de onderzoekers van deze opvolgstudie werkt bij een verzekeringsmaatschappij en dat twee andere een boek schreven over cognitieve gedragstherapie bij CVS.
Deze niet al te sterke studie bevestigt de gunstige resultaten op termijn van een goed uitgevoerd onderzoek dat drie courante therapieën voor CVS met elkaar vergeleek en waar graduele oefentherapie en cognitieve gedragstherapie er als beste uitkwamen.