84 procent van coronasterfgevallen in Hamburgse studie wel degelijk te wijten aan COVID-19
Noorse onderzoekers gingen de evolutie na van IQ-scores in functie van de tijd (1). Ze onderzochten IQ-testen van meer dan 800.000 dienstplichtigen tussen 1962 en 1991. De deelnemers waren mannen van 18 tot 19 jaar oud. De studiegroep was een goede afspiegeling van de mannelijke Noorse bevolking, aangezien bijna alle mannen in die periode dienstplichtig waren.
Het gemiddelde IQ steeg van 99,5 in 1962 tot 102,3 in 1975. Opmerkelijk is dat het IQ nadien daalde tot 99,4 in 1989. Gezien de korte waarnemingsperiode besluiten de onderzoekers dat deze trends niet te wijten zijn aan genetische factoren, maar eerder aan omgevingsfactoren.
De stijging van het IQ met de tijd wordt het Flynn-effect genoemd, naar een Nieuw-Zeelandse onderzoeker die dit fenomeen waarnam in de jaren 1980 door de IQ-gegevens van inwoners in 35 landen te onderzoeken. Een daling in functie van de tijd wordt het negatief Flynn-effect genoemd.
Verschillende oorzaken kunnen aan de basis liggen van een negatief Flynn-effect, dat ook waargenomen werd in andere landen.
Dit zijn echter allemaal hypotheses, waarvoor geen enkel bewijs bestaat. Bovendien daalde het IQ volgens de studie al bij al met slechts 3 punten, wat zeer weinig is. Het gemiddelde IQ ligt tussen 90 en 110. 70 is zwakbegaafd en meer dan 130 hoogbegaafd.
Studies tonen aan dat er een lichte daling is in de scores voor IQ-testen bij Noorse mannen tussen de jaren 60 en de jaren 90. Het gaat om een daling van 3 punten, wat erg weinig is. Verschillende mogelijke verklaringen worden aangehaald, maar ze vallen moeilijk te bewijzen. Daaruit besluiten dat mensen dommer worden, is zeer kort door de bocht.