Een veganistisch dieet bij kinderen zonder supplementen en zonder opvolging is gevaarlijk
Britse onderzoekers gingen na of vegetariërs en veganisten vaker botbreuken hadden dan vleeseters (1). Vegetariërs eten geen vlees en vis. Veganisten ook niet en ook geen melk, eieren of andere dierlijke producten.
Om hun onderzoeksvraag te beantwoordden, volgden de onderzoekers bijna 55.000 volwassenen gedurende meer dan zeventien jaar. Bij de start van de studie keken ze naar de voedingsgewoonten van de deelnemers. Er waren 29.380 vleeseters, 8.037 viseters, 15.499 vegetariërs en 1.982 veganisten.
Vergeleken met de vleeseters lag het risico op een gebroken heup 26% hoger bij viseters, 25% hoger bij vegetariërs en 131% hoger bij veganisten. Dit betekent dat er op 1.000 personen op tien jaar tijd 1,0 gebroken heup was bij vleeseters; 2,9 gevallen bij viseters en vegetariërs en 14,9 gevallen bij veganisten. De veganisten hadden in totaal 43% meer botbreuken dan de vleeseters, maar er was bijna geen verschil tussen viseters, vegetariërs en vleeseters. Er waren geen verschillen in het risico op pols- of enkelbreuken naar voedingsgroep.
De verschillen tussen de voedingsgroepen bleven ongeveer hetzelfde wanneer de onderzoekers rekening hielden met hoeveel calcium de deelnemers opnamen via de voeding. Dat betekent dat veganisten die veel calcium binnenkrijgen evenveel risico’s hadden op breuken als veganisten die weinig calcium binnenkrijgen.
De onderzoekers besluiten dat veganisten in vergelijking met vleeseters een hoger risico hadden op totale, heup-, been- en wervelbreuken, terwijl viseters en vegetariërs alleen een hoger risico op een gebroken heup hadden.
Twee problemen met zulke voedingsstudies zijn enerzijds dat ze waarnemend van aard zijn, en anderzijds dat sommige voedingsgroepen ondervertegenwoordigd zijn. Een waarnemende studie kan alleen verbanden vastleggen, maar geen oorzakelijke gevolgen.
Veganisten hebben ongetwijfeld meer botbreuken in deze studie, maar de studie toont ook aan dat ze meer sporten en een lager lichaamsgewicht hebben. Een literatuurstudie in het verleden toonde aan dat mensen met een hogere vetmassa minder gebroken heupen hebben omdat ze een zekere bescherming hebben door de vetlaag bij valpartijen (2).
In de Britse studie hadden trouwens veganisten met een zeer lage BMI, onder 22,5 kg/m2, 217% meer heupbreuken, tegen 6% minder voor een hogere BMI. Om het gedrag uit te sluiten, hadden de onderzoekers de botdichtheid moeten meten. In een recente literatuurstudie werd echter wel aangetoond dat de botdichtheid bij veganisten iets lager ligt dan bij niet-veganisten, maar dit verschil zou dan weer te wijten zijn aan de lagere BMI bij veganisten (3,4). Een tweede punt is dat er slechts 1.982 veganisten waren, waardoor kleine aantallen botbreuken een grote rol kunnen spelen. Zo waren er slechts 41 heupbreuken bij veganisten, en slechts 13 enkelbreuken.
Ze registreerde de voeding eenmaal bij de start van de studie en de onderzoekers veronderstellen dat de deelnemers gedurende zeventien jaar op dezelfde manier aten. De groep vleeseters is in dergelijke studies meestal zeer heterogeen: met andere woorden zitten er mensen die enorm veel dierlijke voedingsmiddelen eten of drinken en anderen die maar af en toe dierlijke voedingsmiddelen eten of drinken. Hetzelfde geldt voor veganisten: een hele dag chips en frieten eten is ook veganistisch… Termen als vleeseters en veganisten betekenen niet dat iemand gezond of ongezond eet, de invulling is veel belangrijker.
Een laatste punt is dat de stijging van het aantal breuken bij veganisten moet genuanceerd worden in functie van de voordelen van veganisme, onder andere minder hart- en vaatziekten (5).
Veganisten hebben 43 procent meer kans op botbreuken, vooral van de heup. Het is echter niet duidelijk of dit komt door de veganistische eetgewoonten of door meer te sporten en de lagere vetmassa bij veganisten. Het risico op botbreuken bij vegetariërs was niet verhoogd. Een veganistisch voedingspatroon heeft ongetwijfeld gezondheidsvoordelen op vlak van hart- en vaatziekten, maar zou kunnen leiden tot een licht verhoogd risico op botbreuken omdat je een lagere botdichtheid kan hebben.