Geen bewijs dat een paarse tong op kanker wijst
Onderzoekers uit Bristol en Cardiff wilden weten of er een verband bestaat tussen de duur van de opleiding en de kans op bijziendheid. Daartoe analyseerden ze gegevens uit een grote databank met genetische en andere informatie van tienduizenden Britten (1). Ze weerhielden de gegevens van 67.798 mannen en vrouwen waarvan informatie beschikbaar was over oogafwijkingen, oogtests, genetische informatie en opleidingsniveau. Volgens eerder onderzoek werden 44 genen in verband gebracht met bijziendheid en 74 genen met langer studeren.
Na analyse kwamen de onderzoekers tot het volgende inzicht: ieder jaar dat je langer studeert, correleert met 0,2 D (dioptrie) achteruitgang van je gezichtsvermogen. Omgekeerd heeft je gezichtsvermogen weinig invloed op de duur van je studies.
De onderzoekers besloten dat lang studeren een mogelijke oorzaak is van bijziendheid.
Dit is niet de eerste studie die een verband vindt tussen ‘veel met je neus in de boeken zitten’ en een bril moeten dragen (2). De reden daarvoor is dat te veel dichtbij-activiteiten (niet alleen boeken, maar ook smartphone, tablet en computer) op een leeftijd waarop de ogen nog groeien (tot 25 jaar) risicofactoren zijn voor bijziendheid. De aanleg voor bijziendheid is dus niet louter genetisch. Wie te weinig buiten komt en de ogen te weinig ‘in de verte’ laat kijken, loopt meer kans op een bril. Dit komt vaker voor bij studenten. Daarom riepen oogartsen in 2017 op om kinderen vaker te laten buitenspelen: ze lopen dan minder kans op een bril later (3).
Onderzoekers vinden een verband tussen lang studeren en bijziendheid. Hoe langer je studeert, hoe groter de kans op een bril. Dat heeft niets met het studeren te maken, maar met een overvloed aan ‘dichtbij-activiteiten’: je ogen lange tijd focussen op bijvoorbeeld een cursus, smartphone of tablet. Ogen in de groei (tot 25 jaar) moeten geregeld in de verte kijken en rechtstreeks in daglicht komen.