Dit weten we al over de behandelingen tegen COVID-19
Britse onderzoekers onderzochten het verband tussen sport en doodsoorzaken. Daartoe gebruikten ze gegevens van 63.591 volwassen 40-plussers met een gemiddelde leeftijd van 58,6 jaar (1). De gegevens werden verzameld door gezondheidsenquêteurs in Engeland en Schotland tussen 1994 en 2012. In deze interviews werd gedetailleerd gevraagd naar fysieke activiteiten en sport. Op basis daarvan werden de deelnemers in 4 categorieën ondergebracht: inactief, te weinig actief (minder dan 150 minuten matig-intensief of 75 minuten zeer intensief bewegen per week), weekend-sporters (enkel in het weekend minstens 150 minuten matig-intensief of 75 minuten zeer intensief bewegen) en regelmatig actief (150 minuten matig-intensief of 75 minuten zeer intensief bewegen in 3, 4 sessies per week). Daarnaast werd rekening gehouden met socio-economische status, lengte en gewicht.
Tijdens de opvolgperiode overleden 8.802 proefpersonen, waarvan 2.780 door hart- en vaatziekten en 2.526 door kanker. In vergelijking met de inactieve groep verminderde het risico op overlijden met 34% (weinig actief), 30% (weekend-actief) en 35% (regelmatig actief) in alle andere groepen. Wanneer enkel de sterfte door hart- en vaatziekten bekeken werd, dan verminderde het risico met gemiddeld 40% voor alle categorieën met enige activiteit (weinig, weekend- en regelmatig actief) in vergelijking met de sedentaire groep. Wat kankersterfte betreft, vond men geen risicoreductie voor sporters die enkel in het weekend actief zijn, maar wel voor de andere actieve groepen.
De onderzoekers concluderen dat fysiek actief zijn aan een matige intensiteit (licht zweten) voldoende is om het sterfterisico te verminderen, of je nu één of twee keer per week sport, de aanbevolen 150 minuten haalt of enkel in de weekends sport. Alles is beter dan niet sporten.
Dit is een grootschalige studie gebaseerd op betrouwbare gegevensbanken verzameld door professionele enquêteurs. Maar, de vragen over fysieke activiteit gingen over een periode van 4 weken voorafgaand aan de enquête en zijn gebaseerd op wat de deelnemers zelf vertellen (subjectief). De beweeggewoonten van de deelnemers kunnen veranderd zijn in de opvolgjaren. De groep die enkel in het weekend sport, bleek slechts een kleine minderheid uit te maken, namelijk 3,9% van alle deelnemers. Dat maakt de kans op foute interpretaties voor die groep groter.
De studie kan geen oorzakelijk verband aantonen: er zijn andere verklaringen mogelijk waarom mensen die fysiek actief zijn langer leven. Mogelijk roken ze minder bijvoorbeeld. Omgekeerd zitten meer zieke mensen in de inactieve groep, omdat ze door ziekte niet kunnen sporten. Wat kanker betreft, werd enkel gekeken naar kankersterfte, en niet naar kanker ontwikkelen in het algemeen. Hier kan de beperkte groep (slechts 3,9%) parten gespeeld hebben.
Op basis van deze studie is het moeilijk uit te maken of enkel in het weekend sporten even gezond is als regelmatig fysiek actief zijn. Wat de studie wel toont, is dat mensen die actief zijn, of dat nu weinig of veel is, in de week of in het weekend, minder kans lopen op vroegtijdig overlijden dan mensen die helemaal niet bewegen. En dat wisten we al.