Dit weten we al over de behandelingen tegen COVID-19

Sinds het begin van de coronapandemie zijn onderzoekers bezig geweest met het ontwikkelen van behandelingen en vaccins tegen COVID-19. Dat heeft intussen geleid tot goed werkzame en veilige vaccins. Alleen werpt de zoektocht naar behandelingen weinig vruchten af. Hoe komt dat? Welke behandelingen werken, en welke niet? Wij zetten in deze explainer even de belangrijkste reeds gekende behandelingen op een rij.

26 juli 2021

explainer gezondheid covid19

COVID-19 vaccins zijn gebaseerd op een technologie die bijna gebruiksklaar was voor de pandemie

Virusremmende middelen zijn moeilijk te ontwikkelen

Hydroxychloroquine en ivermectine zijn niet bruikbaar bij COVID-19

Medicijnen die de overlevingskansen van COVID-19-patiënten verbeteren zijn wellicht alleen nuttig bij ernstig zieke patiënten

Sterke focus op vaccins tegen COVID-19

Nooit eerder zijn er zo snel vaccins ontwikkeld dan voor COVID-19. Daar zijn verschillende redenen voor. Van zodra de omvang van de pandemie bekend werd, zijn verschillende onderzoeksteams beginnen focussen op de ziekte en op vaccins. Op dit moment zijn er meer dan 150.000 wetenschappelijke artikels gepubliceerd over COVID-19.

Er is dus een nooit eerder geziene focus vanuit de wetenschappelijke wereld op COVID-19. Dat heeft ertoe geleid dat het vaccin snel is ontwikkeld. Wetenschappers maakten op korte tijd grote stappen in hun onderzoek en konden de genetische code al ontrafelen begin 2020, niet lang na de eerste besmettingen.

mRNA en vectorvaccins zijn toch niet zo nieuw als gedacht

Daarnaast zaten er sowieso al verschillende vaccin technologieën in de pijplijn. In maart 2019 publiceerde het wetenschappelijk tijdschrift Frontiers in Immunology een overzichtsartikel over mRNA-vaccins. De vaccins van Pfizer en Moderna zijn op deze technologie gebaseerd. Het artikel sluit af met de boodschap dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de mRNA-technologie tot bruikbare vaccins leidt. Een ander overzichtsartikel over mRNA-vaccins van 2018 heeft het over een “nieuw tijdperk in de vaccinologie”.

Dat geldt ook voor de vectorvaccins, zoals die van Johnson & Johnson, AstraZeneca en het Russische Sputnik-V-vaccin. Die werken met een onschadelijk virus dat een deeltje van de genetische code van het coronavirus in zich mee draagt. Wetenschappers zagen in 2009 vectorvaccins al als een veelbelovende strategie. Op dat moment werden zo’n vaccins al bij dieren gebruikt en werden toepassingen bij mensen onderzocht.

Er zaten dus sowieso al nieuwe vaccin technologieën aan te komen. Dat is in een stroomversnelling geraakt door de pandemie. De technologie achter mRNA-vaccins en vectorvaccins is dus niet zo recent als men soms denkt.

Antivirale middelen zijn moeilijk te ontwikkelen

Zelfs met al die wetenschappelijke aandacht zijn er nog maar weinig antivirale, of virusremmende, medicijnen gevonden. Die zijn moeilijker te ontwikkelen dan vaccins. Bij vaccins gebruik je immers het immuunsysteem op de manier waarop het zelf ook werkt: je toont een lichaamsvreemd eiwit en spoort het immuunsysteem aan daar tegen op te treden. De rest van het werk gebeurt door het lichaam zelf.

Antivirale middelen zijn moeilijker te ontwikkelen. Doorgaans probeer je één van de mechanismen die het virus nodig heeft om zichzelf te kopiëren en te verspreiden, te blokkeren. Virussen zijn echter klein, compact en efficient: het SARS-CoV-2-virus, dat COVID-19 veroorzaakt, heeft slechts een tiental genen die als bouwplan dienen voor 29 eiwitten. Ter vergelijking, pneumokokken, bacteriën die onder andere een longontsteking kunnen veroorzaken, hebben ruim 1500 genen.

Vergeleken met bacteriën, waar we verschillende antibiotica voor hebben, zijn virussen dus moeilijker gericht te behandelen. Er zijn minder aangrijpingspunten. Dat is een van de redenen waarom er weinig echt effectieve behandelingen zijn tegen COVID-19. Toch zijn er een paar middelen die, vooral bij ernstige ziekte, nuttig kunnen zijn.

Bloedverdunners kunnen helpen, maar blijven een afweging

Al snel werd duidelijk dat er bij ernstige COVID-19-infectie een hoog risico was op bloedklonters, soms met een dodelijke afloop. Hierdoor zijn er verschillende bloedverdunners onderzocht bij gehospitaliseerde patiënten. Daaruit bleek dat er minder overlijdens waren onder de mensen die een bepaalde soort bloedverdunners kregen, vergeleken met diegenen dat niet kregen.

Dat betekent niet dat bloedverdunners beschermen tegen ziekte of een ernstig verloop ervan. Er is bij dit soort medicijnen altijd een risico op bloedingen. Daarom worden bloedverdunners niet toegediend bij milde gevallen.

Ontstekingsremmers voorkomen “cytokine storm”

Veel mensen die overleden aan COVID-19 maakten een “cytokine storm” door. Dat is een overmatige reactie van het lichaam waarbij er té veel ontstekingsstoffen vrijkomen. Dat heeft een schadelijk effect op de organen en kan dodelijk zijn.

Dan is het logisch dat er naar ontstekingsremmende stoffen wordt gekeken. Het is echter een moeilijke balans: de ontsteking bestrijdt het virus, maar té veel ontsteking is schadelijk voor het lichaam. Hiervoor zijn onder andere corticosteroïden onderzocht, krachtige en veelgebruikte ontstekingsremmers. Die gaven ook een verminderde kans op overlijden bij ernstige COVID-19.

De arts moet dus inschatten wanneer er bij een patiënt meer schade wordt berokkend door de ontsteking dan door het virus. Als je het middel te vroeg geeft kan je de afweermechanismen van het lichaam tegen het virus blokkeren. Het medicijn heeft ook verschillende neveneffecten, het wordt enkel bij ernstig zieke COVID-19-patiënten aangeraden. Andere ontstekingsremmers, zoals ibuprofen, hebben geen duidelijke invloed op het verloop van COVID-19. Die middelen beïnvloeden waarschijnlijk alleen de symptomen, niet het verdere verloop van de infectie.

Ivermectine en hydroxychloroquine zijn niet werkzaam tegen COVID-19

Er zijn indicaties dat hydroxychloroquine ontstekingsprocessen in het lichaam kan beïnvloeden en het virus op een zekere manier kan afremmen. Anderzijds stellen studies dat bij toediening van het middel meer of evenveel mensen overlijden dan wanneer het niet wordt toegediend. Dat heeft onder andere te maken met de bijwerkingen ervan: het middel heeft een invloed op het netvlies, hart en het zenuwstelsel.

Ook ivermectine, een middel dat gebruikt wordt tegen parasieten, bleek in laboratoriumomstandigheden het virus te kunnen afremmen. Dat gebeurde echter met zeer hoge concentraties, die moeilijk haalbaar zijn in het lichaam.

Recent vond een grote studie een positief effect van ivermectine. Alleen was die studie voor een belangrijk deel gebaseerd op vervalste data. De meeste andere studies vonden geen positief effect. Er wordt dus afgeraden om deze middelen te gebruiken bij COVID-19, omdat ze ofwel geen bewezen werking hebben, ofwel een nadelig effect hebben.

Nut van vitamine D is twijfelachtig

Vitamine D heeft verschillende functies in het lichaam. Het is belangrijk voor de sterkte van de botten en speelt een rol in het immuunsysteem. Een studie stelt dat mensen met ernstige COVID-19 vaker een vitamine D-tekort hebben. Dit bewijst niet dat het innemen van extra vitamine D beschermt tegen COVID-19.

Bij een mild tekort kunnen veranderingen in de levensstijl, dagelijks milde zonblootstelling en een gezond dieet, al voldoende zijn om een klein tekort aan Vitamine D op te vangen. Een arts kan ook een vitamine D-supplement voorstellen. Het is echter nog niet bewezen dat dit beschermt tegen ernstige COVID-19.

Conclusie: ontstekingsremmers en bloedverdunners hebben hun nut bewezen

Vaccins tegen het virus zijn makkelijker te ontwikkelen dan virusremmende middelen. De belangrijkste medicijnen die hun nut al bewezen hebben bij COVID-19 zijn specifieke ontstekingsremmers en bloedverdunners. Deze middelen geven voornamelijk bij zeer ernstige ziekte een voordeel, en worden niet bij milde gevallen buiten het ziekenhuis gebruikt. Er is geen bewijs dat toediening van hydroxychloroquine, ivermectine of vitamine D een positieve invloed heeft op COVID-19.

Geraadpleegde Bronnen

Andreas Huysman

Andreas is in 2023 afgestudeerd als arts aan de UGent, met vooral interesse in immunologie en infectieziekten. In het academiejaar 2023-2024 studeert hij een master immunologie aan de universiteit van Oxford. Sinds mei 2021 schrijft hij voor Factcheck.Vlaanderen, vooral over medische onderwerpen.

 
Lees ook...
aug 2021

Artsen mogen hongerstakers niet zomaar onder dwang medisch behandelen

mrt 2021

Wat we weten over AstraZeneca-vaccin en bloedklonters

jun 2020

COVID-19 niet veroorzaakt door bacterie

aug 2021

De coronavaccins leiden niet tot ernstigere ziekte en voorkomen het ontstaan van varianten