Nieuwe studie wijst op veiligheid vaccins, niet op “onvruchtbaarheid”
ICSI staat voor intracytoplasmatische sperma-injectie. Het is een fertiliteitstechniek die wordt toegepast bij koppels met kinderwens waarbij de spermakwaliteit van de wensvader te wensen overlaat. Meer precies wordt een zaadcel van de wensvader in het laboratorium geïnjecteerd in een eicel van de moeder. Zodra een embryo ontstaat, wordt dit teruggeplaatst in de baarmoeder. De techniek werd ontwikkeld aan het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde van UZ Brussel (Jette), waar ook de eerste ICSI-baby geboren werd in 1992. Er bestaat al langer een vermoeden dat jongens geboren na ICSI zelf ook minder vruchtbaar zijn, zoals hun vader.
In deze studie, gevoerd in Brussel, werd de spermakwaliteit van 54 jonge mannen (tussen 18 en 22 jaar) vergeleken met de spermakwaliteit van 57 leeftijdsgenoten geboren na een spontane zwangerschap (1). Alle deelnemers leverden een spermastaal af na drie dagen seksuele onthouding. Vervolgens werden de stalen onder de microscoop gelegd en geëvalueerd op volume, concentratie zaadcellen, beweeglijkheid en vorm. De onderzoekers vonden verschillen tussen beide groepen: ICSI-mannen hadden in vergelijking met de controlegroep gemiddeld minder zaadcellen in hun sperma (17,7 miljoen/ml versus 37 miljoen/ml), een lagere totale hoeveelheid zaadcellen (31,9 miljoen versus 86,8 miljoen) en minder mobiele spermacellen (12,7 miljoen versus 38,6 miljoen). Er waren niet meer vormafwijkingen in de ICSI-groep.
De onderzoekers concluderen dat de spermakwaliteit van jongens geboren na ICSI minder goed is, waardoor ze op volwassen leeftijd zelf ook met vruchtbaarheidsproblemen geconfronteerd kunnen worden.
Minder zaadcellen in het sperma betekent nog niet dat men onvruchtbaar is. De Wereldgezondheidsorganisatie spreekt van een (te) lage concentratie wanneer er minder dan 15 miljoen zaadcellen in 1 ml sperma zwemmen. Dat bleek in deze studie het geval bij 42,6% van de ICSI-mannen in vergelijking met 21,1% van de controlegroep. Een (te) lage totale spermaconcentratie komt neer op minder dan 39 miljoen zaadcellen per ejaculaat. In deze studie vond men eveneens dat mannen met minder dan 39 miljoen zaadcellen vaker een vader hadden met een vergelijkbare lage spermaconcentratie. Er is dus sprake van een zekere erfelijkheid, al kan de studie dat niet hard maken. Daarvoor is ze te klein (weinig mannen). Bovendien werd de kwaliteit van het sperma slechts één keer geëvalueerd. Ook is niet uitgesloten dat andere nog onbekende factoren een rol spelen bij spermakwaliteit.
Jongens geboren na de in-vitrofertilisatietechniek ICSI hebben gemiddeld een minder goede spermakwaliteit dan jongens geboren uit een spontane zwangerschap, zo blijkt uit een eerste kleine studie. Hoe dat de kinderwens zal beïnvloeden is niet nog niet bekend. Dat zal de toekomst moeten uitwijzen.