Coronavaccins zijn wél efficiënt. (Laat je niet in de war brengen door begrippen als “number needed to vaccinate”)
In het boek ‘Eet je slim’ beweert de auteur Lisa Mosconi dat genen niet zo belangrijk zijn in de ontwikkeling van dementie, maar dat voeding een essentiële rol speelt (1). Volgens Mosconi tonen steeds meer onderzoeken aan dat mentale achteruitgang geen gevolg is van het ouder worden, maar van verkeerde eet- en leefgewoonten. Deze zouden hersenbeschadigingen veroorzaken die zich in de loop der jaren opstapelen. Gezonde eet- en leefgewoonten leveren voedingsstoffen die je brein kunnen beschermen. Met een juist voedingspatroon blijft je brein dus tot op hoge leeftijd zonder haperen functioneren.
Essentieel is om 2 liter water per dag te drinken, liefst bronwater rijk aan minerale zouten. Regelmatig een glas aloë-verasap drinken werkt ook beschermend, omdat het 200 actieve bestanddelen bevat die nuttig zijn voor de hersenen. Verder zijn omega-3-vetzuren belangrijk om de hersencellen elastisch te houden. Vette vissoorten, noten en zaden zijn rijk aan omega-3-vetzuren, maar zwarte kaviaar is de beste keuze. Volgens de auteur lopen ouderen die weinig omega-3-vetzuren consumeren 70% meer kans op dementie. Verzadigde vetzuren en transvetten aanwezig in melk(producten), vlees(waren), gebak en fast food zijn schadelijk voor de hersenen. Bietsuiker moet je vermijden, omdat het het risico op diabetes, hartproblemen en obesitas verhoogt, wat schadelijk kan zijn voor de hersenen. Verder zijn vitamines uiteraard essentieel in het verhaal: ongeveer 25% van alle vormen van dementie zou te wijten zijn aan een gebrek aan B-vitamines. Superfoods mogen ook niet ontbreken: olijfolie, chiazaad, kaviaar, eieren en ... bladeren van de paardenbloem. Deze laatste maken de darmbacteriën gezond, waardoor het risico op depressie daalt. Voeding moet zoveel mogelijk biologisch zijn, omwille van de hogere voedingswaarde in vergelijking met niet-biologische voedingsmiddelen.
In Vlaanderen lijden 131.800 mensen aan dementie, en 1.800 mensen aan jongdementie (jonger dan 65 jaar) (2). Door de vergrijzing zullen deze cijfers naar schatting verdubbelen tegen 2060. Meer dan 20% van de mensen ouder dan 80 jaar lijdt aan dementie, en dit aantal verdubbelt boven de 90 jaar.
Het voedingspatroon dat de auteur van het boek aanraadt, wijkt weinig af van een gezonde en evenwichtige voeding, met de uitzondering van kaviaar. Een groot nadeel is echter dat biologische voedingsmiddelen het voedingspatroon vrij duur maken, wat zeker voor ouderen niet haalbaar is.
Op wetenschappelijk vlak verwart de auteur twee begrippen: relaties en oorzakelijke verbanden. Observatiestudies tonen inderdaad een relatie aan tussen gezonde eet- en leefgewoonten en het al of niet ontwikkelen van dementie, maar het is niet duidelijk welke factoren oorzakelijk zijn. Voedingsmiddelen die volgens de auteur in verband gebracht werden met dementie, zoals fast food en frisdrank, worden dikwijls meer geconsumeerd door mensen met lagere inkomens en minder intellectuele beroepen. Dit kan eveneens een rol spelen in het ontwikkelen van dementie.
In het verleden werd reeds aangetoond dat risicofactoren voor hart- en vaatziekten ook risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van vasculaire dementie, een vorm van dementie die te wijten is aan een verstoorde doorbloeding van bepaalde hersengebieden, als gevolg van een hersenbloeding of bloedklontertjes (3). Het is niet zeker of dit ook een rol speelt bij alzheimerdementie.
Tot slot maakt de auteur veel gebruik van associaties: hersenen hebben vitamine B nodig en kaviaar bevat vitamine B, dus kaviaar is goed voor de hersenen. Hieruit besluiten dat je met kaviaar dementie kunt afremmen, is een gedurfde stap.
Gezonde eet- en leefgewoonten laten toe om langer (gezond) te leven, wat zeker een rol kan spelen in het al of niet ontwikkelen van dementie.