CO₂ bevordert plantengroei, maar ook negatief effect door klimaatverandering
Op 27 januari publiceerde De Tijd een artikel met de kop ‘Wie stopt met vlees eten omwille van het klimaat overschat zijn impact’. Het interview werd veel gedeeld op social media. Er verschenen ook kritische reacties op Twitter en in een opiniestuk in De Tijd.
Het is een interview met professor emeritus en voedingswetenschapper Louise Fresco over haar recentste boek 'Ons voedsel'. De titel komt voort uit de volgende passage: “Ik denk ook dat mensen die stoppen met vlees eten omwille van het klimaat hun bijdrage overschatten. Als je alles plantaardig wil doen, heb je ongeveer een kwart meer landbouwgrond nodig, want dan moet je al die eiwitten op een andere manier produceren. Tegen de vleessubstituten die we nu hebben, zijn er best wat bezwaren. Ze zijn vaak ultra-processed, ze missen in veel gevallen de mineralen, en je hebt er land voor nodig.”
Klopt het dat voor een plantaardig dieet een kwart meer landbouwgrond nodig is?
Bij monde van haar uitgever Prometheus verwijst Fresco naar de website van Wageningen University & Research, waar zij tot vorig jaar hoogleraar was: “Er zijn verschillende rapporten hierover van de universiteit van Wageningen onder de naam Hannah van Zanten.”
factcheck.vlaanderen nam contact met van Zanten, professor aan de Farming Systems Ecology groep in Wageningen. Zij liet weten dat het cijfer komt uit een studie van 2018 ‘Defining a land boundary for sustainable livestock consumption’. De studie vergelijkt een plantaardig dieet met een scenario van een zogenaamd ‘circulair’ dieet.
Van Zanten: “Ons onderzoek keek naar de impact van een circulair scenario, waarbij we dieren als een soort recyclers ‘gebruiken’. We weten dat de veeteelt een grote impact heeft op het milieu, onder andere doordat we dieren voeren met producten die ook geschikt zijn voor mensen. In dit scenario voeren we dieren enkel nog met reststromen, zoals voedselresten, en niet meer met producten die wij kunnen eten.”
Door enkel reststromen te gebruiken, daalt de hoeveelheid akkerbouwland: “Als je op basis van de toen beschikbare cijfers het veganistische dieet met het circulair dieet vergelijkt, dan zien we dat dit dieet ongeveer een kwart minder akkerland gebruikt.”
Ook het circulair scenario gaat uit van minder dierlijke consumptie. “Dit dieet vraagt een enorme transitie van de veehouderij en een vermindering van de veestapel”, aldus van Zanten. “Dieren kunnen dus wel een rol blijven spelen in het voedselsysteem, mits we de veehouderij herorganiseren en mensen veel minder dierlijke producten gaan eten.”
“We mogen daarom blij zijn met iedere veganist, aangezien die helpen om de gemiddelde consumptie van dierlijke producten naar beneden te brengen.”
Nog een belangrijke kanttekening is dat de studie enkel kijkt naar het verschil in akkerbouwland – en dus niet naar het totaal aan landbouwgrond. Akkerland is land dat wordt gebruikt voor de teelt van gewassen. Daarnaast heb je ook weiland: beheerde of natuurlijke weiden om vee te laten grazen.
Het grote deel van de landbouwgrond dat nodig is voor dierlijke producten is weiland. Volgens schattingen gaat het om meer dan 80% (2713 van de 3326 miljoen km²) van de benodigde landbouwgrond. Het cijfer uit het interview met Fresco neemt die gronden niet in rekening.
Cijfers over de totale landbouwgrond voor voeding zijn terug te vinden op de website Our World In Data (OWID), een initiatief van Oxford University. Hier staat dat een hypothetisch scenario waarbij iedereen plantaardig eet, zou zorgen voor een reductie van 75% van het grondgebruik. Dat komt voornamelijk omdat het gebruik van weiland zou krimpen.
Vooral voor runds- en schapenvlees is veel landbouwgrond nodig. Om bij rundsvlees tot een inname van 100 gram proteïne te komen, is 164 m² grond nodig, een stuk meer dan voor bijvoorbeeld varkensvlees (11 m²), kip (7 m²), peulvruchten (4 m²) of tofu (2 m²).
factcheck.vlaanderen vroeg aan professor Steven Bouillon en professor Gerard Govers of de statistieken van OWID kloppen. Beiden zijn verbonden aan het Departement Aard- en Omgevingswetenschappen van de KU Leuven.
“De data op OWID zijn betrouwbaar,” stelt Govers. “De site maakt er een erezaak van om zijn gegevens te halen uit de meest recente literatuur. Maar ook niet vermelde literatuur komt tot analoge conclusies.”
De data die OWID gebruikt, komen uit een meta-analyse van studies over de impact van voedselsystemen.
Ook Bouillon vindt de cijfers correct, al plaatst hij kanttekeningen bij de interpretatie ervan. “75% van de landbouwgrond is inderdaad voor veeteelt. Maar het spreekt voor zich dat we dat niet helemaal terugwinnen wanneer we allemaal samen naar een plantaardig dieet zouden overstappen. De eiwitinname moet wel deels vervangen worden door meer plantaardige productie en dat lukt op korte termijn wellicht niet zonder uitbreiding van land onder akkerbouw.”
“Het klopt dat je een deel van het akkerland dat je vrijspeelt, om je vee te voeden, zou moeten gebruiken om plantaardig voedsel voor mensen te telen,” vult Govers aan. “Maar weiland is het grootste deel van de totale landbouwgrond. Dus als je alle herkauwers uit het dieet haalt, zou dat een gigantische oppervlakte vrij maken. Dat staat vast.”
In totaal is voor plantaardig eten dus minder landbouwgrond nodig, maar hoeveel minder? Govers: “De schattingen lopen uiteen, maar laten we zeggen dat het over ongeveer de helft gaat. Die helft is dan vooral grasland. Het zou ook de landbouw veel milieuvriendelijker maken.” Veeteelt is namelijk goed voor iets minder dan de helft van de broeikasgasuitstoot van de landbouw: een deel (31%) door de productie en een ander deel (16%) rechtstreeks door grondgebruik.
Voor een plantaardig dieet is niet meer, maar minder landbouwgrond nodig. Bij een verminderde dierlijke consumptie daalt de hoeveelheid weiland. Wel kan een volledig plantaardig dieet zorgen voor een uitbreiding van akkerland, maar niet van de totale landbouwgrond.