Geen bewijs dat Indiase coronagolf te wijten is aan vaccinatiecampagne
Het vaccineren tegen het coronavirus verloopt momenteel in sneltempo bij ons en in de rest van de westerse wereld. In de week van 14 juni werden in Vlaanderen alleen al een kleine 700.000 vaccins geplaatst. Goed nieuws uiteraard want hoe sneller iedereen gevaccineerd is, hoe sneller we ons normale leven kunnen hervatten, toch?
De vaccinatiestrategie van de rijke westerse landen kan echter niet overal op zoveel bijval rekenen. Meer dan drie kwart van de tot nu toe geproduceerde vaccins ging naar een tiental rijke landen, een onaanvaardbaar onevenwicht volgens onder andere de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Door deze rush op vaccins van de hoge-inkomenslanden wordt het voor midden- en lage-inkomenslanden heel erg moeilijk om nog aan vaccins te raken voor hun bevolking. Nochtans is het in ieders belang om het virus wereldwijd buitenspel te zetten om het ontstaan van nieuwe varianten te voorkomen. De initiatieven die in het leven geroepen werden om deze ongelijkheid te voorkomen lijken hun beloftes momenteel nog niet te kunnen waarmaken (1-2). Hoe komt dat?
Al bij de start van de coronapandemie begon de race naar beschermende vaccins. Om de ontwikkeling hiervan een duwtje in de rug te geven, sloten rijke landen waaronder de VS, het Verenigd Koninkrijk en de EU bilaterale overeenkomsten met verschillende farmaceutische bedrijven. In ruil voor financiële steun tijdens het ontwikkelingsproces, beloofden de producenten miljoenen vaccindosissen. Omdat op dat moment nog onduidelijk was welke vaccins de eindmeet zouden halen, maakten deze landen deals met verschillende producenten en verzekerden ze zich van voldoende dosissen om hun bevolking meerdere keren te vaccineren. Zo had Canada in maart ’21 voldoende vaccins gereserveerd om zijn bevolking zo’n vijftal keer te kunnen vaccineren.
Maar lang niet alle landen kunnen dergelijke deals zo vroeg in het ontwikkelingsproces sluiten. Door hun beperkte financiële mogelijkheden zijn zij genoodzaakt om te wachten tot de vaccins verder staan in het ontwikkelingsproces. Op dat moment is de wachtrij echter al lang. Zo sloot ook Peru een bilateraal akkoord af met AstraZeneca, maar moet het wachten tot ten minste september voor het aan de beurt komt voor leveringen (1-2).
Om dit onevenwicht te vermijden, werd bij het begin van de pandemie Covax opgericht. Dit samenwerkingsverband tussen meer dan 170 landen moest vaccinsolidariteit op twee manieren garanderen. Enerzijds was het de bedoeling dat er in de plaats van bilaterale akkoorden tussen afzonderlijke landen en vaccinproducenten, multilaterale akkoorden zouden worden gesloten tussen Covax (alle landen samen dus) en verschillende producenten. Op die manier zouden de risico’s voor de investerende landen kleiner geweest zijn dan bij het afsluiten van individuele akkoorden. De beschikbare vaccins zouden dan vervolgens verdeeld worden over alle hoge-, midden- en lage-inkomenslanden volgens noodzaak om zo wereldwijd eerst de meest kwetsbaren en het gezondheidspersoneel te vaccineren. Anderzijds kunnen landen ook geld storten waarmee dan bijkomende vaccins worden aangekocht (2-3).
Klinkt goed, ware het niet dat het Covax-systeem net iets te laat in het leven werd geroepen. Tegen de tijd dat het initiatief opgestart was, hadden de rijke industrielanden hun bilaterale akkoorden al gesloten en waren de beste plekken in de wachtrij dus reeds ingenomen. Aangezien hun eigen voordeel beperkt bleef, waren de rijke landen ook niet langer gemotiveerd om het systeem degelijk te subsidiëren. Covax heeft er dus niet voor kunnen zorgen dat iedereen op gelijke hoogte staat in de wachtrij. De rijke landen staan nog steeds vooraan, de armere landen bengelen nu samen achteraan in plaats van elk apart (2-3).
Hoewel Covax nobele bedoelingen heeft, komt er ook kritiek op deze manier van werken. Covax heeft als voornaamste doel de beschikbare vaccins meer evenwichtig verdelen. Met andere woorden: ieder land een even groot stuk van de taart geven. Maar het probleem is dat de taart – zelfs als we ze gelijk verdelen – momenteel te klein is. Verschillende landen zijn daarom voorstander van een tijdelijke opschorting van de patenten voor de vaccins zodat de productie ervan omhoog kan. Op die manier zouden er productiehubs kunnen opgestart worden in de ontwikkelingslanden zelf – die uiteraard eveneens moeten voldoen aan strenge kwaliteitseisen – waardoor de bevolking daar minder afhankelijk wordt van de gulheid van het Westen en zijn eigen boontjes kan doppen (4).
De steun voor deze aanpak is beperkt momenteel en de recente schenking van 1 miljard vaccindosissen van de G7 aan Covax zorgt er wellicht voor dat de discussie hierover wat verder achteruit geschoven wordt op de agenda (5).
Om de pandemie te beëindigen is het inderdaad belangrijk om wereldwijd zo veel mogelijk mensen te vaccineren. Daar slagen we momenteel onvoldoende in. Terwijl we in Westerse landen stilaan kinderen en jongeren vaccineren – die amper risico lopen – slaagt men er in ontwikkelingslanden nog niet in om kwetsbaren en zorgpersoneel te vaccineren. Als we grote delen van de wereldbevolking onbeschermd laten, brengt dat een groter risico mee op het ontstaan van varianten die de pandemie opnieuw kunnen aanwakkeren, ook bij ons.