Coronavaccins kunnen geen problemen veroorzaken bij niet-gevaccineerde personen
De claim dat mensen na vaccinatie schadelijke deeltjes uitscheiden, of shedden, circuleert al een tijdje. In een vorige factcheck werd die claim al ontkracht. Ook het idee dat het S-eiwit, een belangrijk eiwit van het coronavirus, zonder de rest van het virus mensen ziek zou kunnen maken, werd al eerder besproken.
Op verschillende alternatieve nieuwssites en sociale media circuleerde het verhaal dat gevaccineerden schadelijke stoffen zouden uitscheiden. Toch is hier geen enkel bewijs voor. Integendeel, uit dierenproeven weten we dat bij mRNA-vaccins de ingespoten stoffen vooral rond de plaats van inspuiting en enkele naburige lymfeklieren blijven hangen. Dit is ook bevestigd bij studies op mensen, zowel voor COVID-19-vaccins als voor andere vaccins. Ons lichaam zorgt er dan zelf voor dat die ingespoten stoffen over een periode van uren of dagen afgebroken worden door verschillende, robuuste, mechanismen.
Dit geldt ook voor de vaccins van AstraZeneca en Johnson & Johnson. Die vaccins werken met een onschadelijk verkoudheidsvirus dat de genetische code voor het S-eiwit meedraagt. Die virussen zijn zo aangepast dat ze zichzelf niet kunnen “kopiëren”. Er kan maar gedurende een bepaalde periode S-eiwit aangemaakt worden en is er géén bewijs dat een bepaalde component uit het vaccin uitgescheiden kan worden.
Ook professor Steven Callens, gespecialiseerd in onder andere infectieziekten in het UZ Gent, heeft geen weet van studies die aantonen dat gevaccineerde mensen het S-eiwit zouden uitscheiden. Door de beperkte verspreiding van het vaccin in het lichaam is dit zeer onwaarschijnlijk. Bij een echte infectie met het coronavirus gebeurt dat wel: daarbij moet ons lichaam veel langer en veel meer S-eiwit aanmaken dan na vaccinatie. Bij een infectie maak je ook volledige virusdeeltjes aan, waardoor je anderen kan besmetten. Dat kan niet door een vaccinatie.
Suramine, een stof die in dennennaaldenthee te vinden zou zijn, zou volgens bepaalde sites beschermen tegen bloedingen, bloedklonters en andere medische problemen. Allemaal zaken die door het S-eiwit veroorzaakt zouden worden. Er is geen bewijs dat het S-eiwit dergelijke ernstige problemen zou veroorzaken.
Een dierenstudie toont wel dat na injectie van een deel van het S-eiwit in de bloedbaan bepaalde veranderingen optreden, zoals schade aan de bloedvatwand. Dit kan een hogere kans geven op bloedklonters. Maar het is slechts één van de vele factoren die daarin meespelen. De aanwezigheid van één zo’n factor, zoals schade aan de bloedvatwand, is vaak nog niet voldoende om tot een risico op bloedklonters te leiden.
Ook verschilt de opzet van deze studie van wat er gebeurt bij vaccinaties. In de studie werd er een deel van het S-eiwit meteen in de bloedbaan ingespoten. Bij vaccinaties wordt het “recept” voor dat eiwit, het mRNA, in de spier gespoten en maken cellen in die buurt S-eiwit aan. Daar blijft het meeste S-eiwit aan de cellen kleven en komt er dus minder in de bloedstroom.
Bloedklonters komen bij COVID-19 wel voor. Daar zijn verschillende redenen voor. Bij COVID-19 zorgt het virus voor ontsteking van de bloedvatwand en worden de bloedplaatjes ontregeld door een gedaalde zuurstofconcentratie. Daarnaast zijn patiënten met COVID-19 vaak bedlegerig, wat nog eens een verhoogde kans op bloedklonters geeft. Deze factoren komen niet, of in veel mindere mate, voor bij de vaccinaties en dus al helemaal niet bij blootstelling aan iemand die gevaccineerd is.
Gesteld dat het S-eiwit toch toxisch zou zijn, dan hebben we er nog steeds alle baat bij gevaccineerd te worden. Bij COVID-19 wordt er volgens professor Callens immers veel meer en veel langduriger S-eiwit aangemaakt in het lichaam dan na vaccinatie.
Suramine is een molecule die ongeveer honderd jaar geleden voor het eerst systematisch gebruikt werd bij de behandeling van bepaalde ziektes. De ziekteverwekker die de Afrikaanse slaapziekte veroorzaakt, bleek gevoelig te zijn aan dit middel. Ook verschillende andere ziektes zouden hiermee behandeld kunnen worden. Het is bijvoorbeeld onderzocht als kankerbehandeling. Voor de meeste ziekten is suramine echter onvoldoende werkzaam gebleken of niet voldoende onderzocht.
Suramine werkt wellicht in op verschillende processen in het menselijk lichaam. Door de moleculaire eigenschappen wordt het zeer moeilijk opgenomen in het maagdarmstelsel. Wanneer suramine oraal wordt ingenomen komt er minder dan 3% in het bloed terecht. Daarom wordt het als medicijn ingespoten.
Suramine kan dus niet veel doen in het lichaam: de stof wordt nauwelijks geabsorbeerd. Een in vitro-studie, uitgevoerd op cellen in labo-omstandigheden, toont wel dat de stof het coronavirus zou kunnen remmen. Er zijn echter veel te weinig gegevens beschikbaar om hier verdere conclusies uit te trekken. Momenteel lopen er ook geen studies die het effect van suramine bij COVID-19-patiënten evalueren. Er is dus geen bewijs dat dit middel werkt tegen COVID-19.
Er treedt geen schadelijke shedding op van de coronavaccins. Het gros van de injectievloeistof blijft lokaal en het S-eiwit uit vaccinaties veroorzaakt geen gezondheidsproblemen. Suramine uit dennennaaldenthee is dan ook nutteloos omdat er helemaal geen schadelijke gevolgen van shedding te behandelen zijn en omdat het nauwelijks opgenomen wordt in het maag-darmkanaal.