Tijdelijk hoger risico op borstkanker, maar de pil beschermt ook tegen andere kankers
Het bericht is gebaseerd op een opiniestuk in het gerenommeerde New England Journal of Medicine (1). Een groep internationale experten onderzocht de doeltreffendheid van borstscreening door de resultaten van alle grote studies die hierover gepubliceerd werden te bekijken. Ze kwamen tot de conclusie dat bij vrouwen tussen 50 en 70 jaar die uitgenodigd worden om zich te laten screenen, de sterfte door borstkanker daalt met 23%. Wanneer ze enkel keken naar de vrouwen die uitgenodigd werden en vervolgens daadwerkelijk op de tweejaarlijkse uitnodigingen ingingen, dan zag men een sterftedaling van 40%. Het woord ‘halveert’ in de titel van het krantenartikel slaat op deze 40% en is dus een optimistische afronding naar 50%.
Er woedt reeds jarenlang een discussie onder experten over voor- en nadelen van borstkankerscreening. De bovenstaande cijfers bekwam men door de resultaten van screening van zowel betrouwbare als minder betrouwbare studies samen te voegen. Nu blijkt dat het vooral de wetenschappelijk minder sterke studies zijn die de grootse doeltreffendheid van screening aantonen. Bekijkt men alleen de kwalitatief hoogstaande wetenschappelijke studies, dan komt men aan een sterftedaling van 15%. Dat is wat Zwitserse experten deden in een artikel dat ze vorig jaar ook in de New England Journal of Medicine publiceerden. Daarin stelden ze dat screeningsmammografie ethisch niet langer te verdedigen is, omdat het onduidelijk is of de voordelen opwegen tegen de nadelen ervan. (2) De huidige publicatie moet gezien worden als een reactie van voorstanders van screening tegen deze Zwitserse stelling.
Alle wetenschappers zijn het erover eens dat er nadelen verbonden zijn aan screening: a) over het verloop van 10 jaar worden tot 50% van de vrouwen die zich laten screenen ten onrechte ongerust gemaakt door een vals alarm en b) 1% van de gescreende vrouwen wordt behandeld voor een borstkanker waarvan ze nooit last zou gehad hebben. Voorstanders van screening vinden dat de nadelen van screening niet opwegen tegen de voordelen (40% minder sterfte) ervan. Voor de tegenstanders die uitgaan van een minder gunstig effect (15% minder sterfte) zijn de nadelen te groot om screening te verantwoorden.
De zeer uiteenlopende percentages die hierboven vermeld worden (50%, 40%, 23% en 15%) beogen alle om hetzelfde weer te geven, namelijk de mate waarin de sterfte door borstkanker daalt dankzij screening. Kijken we naar de absolute cijfers, dan liggen deze stellingen eigenlijk niet zo ver uit elkaar. Op 1000 50-jarige vrouwen die niet gescreend worden, zullen er 10 jaar later 5 overleden zijn aan borstkanker. Voor wie van oordeel is dat screening de sterfte met 40% doet dalen, konden door zo’n screening 2 (40% van 5) van deze overlijdens vermeden worden. Voor wie denkt dat screening de sterfte maar met 15% doet dalen zou er 1 (15% van 5) borstkankeroverlijden minder geweest zijn.
Men weet niet precies hoeveel overlijdens aan borstkanker er door screening vermeden worden. Screening heeft ongetwijfeld ook nadelen. Vrouwen die wensen deel te nemen aan screening moeten vooraf goed geïnformeerd worden over de onzekerheid rond de voor- en nadelen ervan.