Waar komt dit nieuws vandaan?

Vergeleken met de oorspronkelijke virusstam die vanuit China naar Europa is gereisd, heeft het coronavirus wijzigingen (mutaties) ondergaan. Een mutatie is een zeer kleine verandering die ontstaat in het genetisch materiaal van het virus. Bij deze mutatie, de zogenaamde D614G-mutatie, is er een minieme wijziging gebeurd in de bouw van het krooneiwit. Dat is de ‘enterhaak’ waarmee het virus zich aan de slijmvliezen van onze luchtwegen vasthaakt en binnendringt. Een van de bouwstenen van dat krooneiwit, het aminozuur asparaginezuur, blijkt vervangen te zijn door een ander aminozuur, glycine.

In twee publicaties lezen we dat het virus door die mutatie mogelijk besmettelijker is geworden (1,2). Door middel van laboratoriumexperimenten toonden de onderzoekers aan dat het virus zich makkelijker vasthecht aan menselijke luchtwegcellen. Ze stelden ook vast dat de nieuwe variant sneller groeit, weliswaar in gekweekte cellen in petrischaaltjes (in-vitro-onderzoek). Hamsters en fretten bleken bovendien besmettelijker te zijn wanneer ze geïnfecteerd werden met het nieuwe gemuteerde virus.

(2) Spike mutation D614G alters SARS-CoV-2 fitness. Plante JA, Liu Y. Liu J, et. al. Nature (2020). https://doi.org/10.1038/s41586-020-2895-3.

Hoe moeten we dit nieuws interpreteren?

Alle levende wezens ondergaan mutaties. Virussen vormen daar geen uitzondering in. Ze passen zich de hele tijd aan om beter te kunnen overleven. Het is dus niet vreemd dat we ondertussen een licht veranderde variant van het coronavirus onder de leden hebben.

De meeste veranderingen (mutaties) in het erfelijk materiaal hebben geen invloed op het gedrag van het virus. Om te bevestigen dat een mutatie ook echt een impact heeft, moet een wetenschapper het virus onderzoeken in een celcultuur of een diermodel. Vervolgens kan hij bewijzen dat de ziekteverwekker bijvoorbeeld de cellen beter binnendringt of besmettelijker is. Dat is wat er gebeurd is in de eerder vernoemde studies.

Er is echter nog een groot verschil tussen besmettelijkheid in een laboratorium en een reële overdracht bij mensen. In de echte wereld moet het virus eerst tot in de longen doordringen, door slijmvliezen en langs immuuncellen die daar de wacht houden. Er is geen onderzoek verricht naar de besmettelijkheid onder mensen, dus daar kunnen we geen besluiten over trekken.

Er bestaat geen twijfel over het feit dat virussen voortdurend veranderen (muteren). Dat is ook de reden waarom we elk jaar een nieuw griepvaccin nodig hebben, en waarom het ons niet voor 100% beschermt. Het nieuwe coronavirus muteert waarschijnlijk 2 tot 4 keer trager dan het griepvirus. Daarom moeten we nog niet te veel vrezen dat het vaccin niet meer werkzaam zou zijn.

Tot slot is het goed om weten dat een virus niet zozeer muteert om dodelijk te worden, maar om te overleven. En daarvoor hebben virussen de mens of een andere gastheer nodig. Gemuteerde virussen die hun gastheer doden, hebben dus zelf ook weinig kans om te overleven. De kans dat covid-19 dodelijker wordt is bijzonder klein, maar niet onbestaande.

Conclusie

In de tweede golf blijkt er een licht gewijzigde variant van het coronavirus te verspreiden. Alle virussen veranderen (‘muteren’) voortdurend. Meestal heeft dat geen invloed op het gedrag van het virus. Onderzoekers konden niet aantonen dat het gemuteerde coronavirus besmettelijker is, laat staan dat het dodelijker zou zijn voor mensen.