Kindermisbruik is genuanceerder dan cijfer van één op tien
“Gezinnen in kwetsbare groepen hadden het voor COVID-19 al niet gemakkelijk. Voornamelijk kinderen in financieel kwetsbare situaties lijden extra onder de coronacrisis. Nu al groeit één op tien kinderen op in armoede”, dat stelde Ellen Samyn, parlementslid voor Vlaams Belang, in de Kamercommissie Sociale Zaken van 17 juni.
Samyn laat weten dat ze zich baseert op een artikel van De Morgen (mailverkeer, 19 januari 2020). Hierin vertelt Rudi Van Dam van de federale overheidsdienst Sociale Zekerheid dat “vijftien procent van de Belgische kinderen al leefde in een situatie van materiële en sociale deprivatie”.
Dit cijfer is afkomstig van een studie van de Koning Boudewijnstichting uit 2019. Om deprivatie bij kinderen te meten, kijken onderzoekers naar de toegang tot zeventien items “die men beschouwt als noodzakelijk voor elk kind dat in Europa leeft: eet het kind elke dag fruit en groenten? Nodigt het kind soms vriendjes uit thuis? Kan het kind deelnemen aan schooluitstapjes en -feestjes? Leeft het in een behoorlijk verwarmde woning?”
Een kind leeft gedepriveerd als het gezin zich minstens drie van deze zeventien items niet kan veroorloven. In België was dit in 2014 het geval voor 15% van de kinderen tussen 1 en 15 jaar. Daarmee zit ons land op hetzelfde niveau als Frankrijk, maar heeft het een hogere deprivatiegraad dan de andere buurlanden. Daarnaast laat het rapport zien dat er grote verschillen zijn onder de drie gewesten. Met 8% ligt het cijfer in Vlaanderen lager dan in Wallonië (22%) en Brussel (29%).
Statbel publiceerde dit jaar recentere statistieken voor kinderen onder 18 jaar, maar gebruikte een andere methode die zich niet specifiek op de situatie van kinderen richt. In 2019 leefde 13,1% hiervan in een toestand van sociale en materiële deprivatie.
Wanneer we kijken naar het inkomen van het huishouden waarin kinderen opgroeien dan begeeft 19,9% van de kinderen jonger dan 16 zich in armoederisico. Bij min-18-jarigen ligt dit op 20,1%. Het percentage voor het Vlaams gewest ligt ook hier lager dan het totale cijfer voor België: 11%.
Een kind begeeft zich in armoederisico, wanneer het inkomen van het gezin lager is dan de armoededrempel van 60% van het mediaan Belgisch inkomen.
Daarnaast houdt Statbel ook het subjectief armoederisico bij, het percentage van kinderen dat leeft in een gezin waarvan de referentiepersoon aangeeft moeilijk rond te komen. Dit ligt in België op 23,7%.
Tot slot, is er nog een andere manier is om kinderarmoede in kaart te brengen door de kansarmoede te berekenen, zoals Kind en Gezin doet in hun rapport ‘Het Kind in Vlaanderen’. Hierbij kijkt men, naast het inkomen van de ouders, ook naar 5 andere levensdomeinen die de kansen van mensen beperkt om voldoende deel te nemen aan “maatschappelijke hooggewaardeerde goederen”.
14% van de kinderen in Vlaanderen leefde in 2019 in een gezin in kansarmoede. Wel gaat het hier om jonge kinderen met een maximumleeftijd van 3 jaar. Voor het Belgisch niveau zijn hiervoor geen cijfers bekend.
Meer dan 1 op 10 kinderen in België groeit op in armoede. Wanneer we kijken naar de toegang tot noodzakelijke items, dan leeft 15% van de kinderen tussen 1 en 15 jaar in een toestand van sociale en materiële deprivatie. Kijken we naar huishoudens met een inkomen onder de armoededrempel, dan leeft 20% van de kinderen in armoede.