Geen bewijs voor toename van kanker door vaccins
Longkanker is een veelvoorkomende kanker met een slechte prognose. Britse onderzoekers wilden weten hoe het komt dat de tumor vaak pas in een laattijdig stadium wordt opgemerkt. Daartoe analyseerden ze de medische dossiers van 20.142 longkankerpatiënten die hun diagnose kregen in 444 huisartsenpraktijken (1). Ze vergeleken de mensen die de diagnose langer dan 90 dagen overleefden met de groep die stierf binnen de 90 dagen volgend op de diagnose. Volgende karakteristieken werden onder de loep genomen: geslacht, leeftijd, rookgedrag, socio-economische klasse, wonen in de stad of op het platteland, aantal bezoeken aan de huisarts in de 4 maanden voorafgaand aan de diagnose en een röntgenfoto van de longen hebben gehad in de 4 maanden voorafgaand aan de diagnose.
Uit hun analyse bleek het volgende: 70% van de longkankerpatiënten was nog in leven 90 dagen na de diagnose, 15% stierf tussen 30 en 90 dagen, 10% stierf binnen de 30 dagen en bij 5% werd de diagnose pas gesteld bij overlijden. Mensen die overleden binnen de 90 dagen hadden in de 4 voorafgaande maanden hun huisarts 5 keer bezocht, wie die periode overleefde slechts 4 keer. Patiënten die een röntgenfoto van de longen hadden gekregen, overleefden langer. Het risico op vroegtijdig overlijden was groter bij mannen, rokers, oudere personen, mensen uit lagere socio-economische klassen en wonend op het platteland.
De onderzoekers besloten dat diegenen die de diagnose longkanker geen 90 dagen na de diagnose overleefden, minder vaak een röntgenfoto van de longen hadden gehad, maar wel vaker hun huisarts hadden geraadpleegd. Daarom suggereren de onderzoekers dat huisartsen mogelijk kansen missen om de diagnose te stellen.
Het laattijdig stellen van de diagnose longkanker is grotendeels te wijten aan het ontbreken van symptomen in de vroege stadia van de ziekte. Persisterende hoest, bloedfluimen, kortademigheid, abnormale vermoeidheid en gewichtsverlies verschijnen pas wanneer longkanker al gevorderd is. Roken is nog steeds de grootste oorzaak van longkanker en een hardnekkige hoest wordt door de roker vaak toegeschreven aan zijn rookgedrag.
De huisarts beschuldigen is voorbarig. Dat de patiënten die ietwat vaker hun huisarts bezochten (in deze studie 5 keer in plaats van 4 keer, wat een klein verschil is) minder lang overleefden, kan met andere factoren te maken hebben. Misschien hadden ze nog andere redenen om naar hun huisarts te gaan of misschien overleden ze als gevolg van een andere aandoening. Dat vooral oudere mannelijke rokers uit lagere socio-economische klassen en wonend op het platteland vroegtijdig sterven door longkanker, kan er op wijzen dat ze minder alert zijn voor de ziekte en de gevaren van roken. Mogelijk zoeken ze hun huisarts later op in geval van klachten.
Mensen die vroegtijdig overlijden na de diagnose longkanker hebben in de voorafgaande maanden iets vaker hun huisarts bezocht en kregen minder vaak een röntgenfoto van de longen. Daaruit concluderen dat de arts hier kansen heeft laten liggen, is voorbarig en kan deze studie niet aantonen. Longkanker heeft in een vroegtijdig stadium geen symptomen en veel rokers wijten hun hoestgedrag aan het roken zelf, waardoor ze mogelijk later naar een arts gaan. Dat vooral oudere rokers uit lagere sociale klassen, wonend op het platteland, sneller na de diagnose overlijden, kan er ook op wijzen dat ze zich onvoldoende bewust zijn van de gevaren van roken.