Niet vaccineren onder de vijfenzestig heeft wel degelijk risico’s
Nieuw-Zeelandse onderzoekers gingen na of er een verband was tussen de wandelsnelheid op 45 jaar, de veroudering van het lichaam en de hersenwerking (1). Om op deze onderzoeksvraag een antwoord te vinden, gebruikten ze de gegevens van een Nieuw-Zeelandse cohortstudie uit de streek van Dunedin. De onderzoeksgroep bestond uit 1.037 borelingen van 1972 en 1973 die gedurende 45 jaar opgevolgd werden. Tijdens de opvolgperiode werd op regelmatige tijdstippen de gezondheid geëvalueerd, alsook de eet- en leefgewoonten. Op het einde van de studie werd de wandelsnelheid op verschillende parcours elektronisch gemeten. De traagste wandelaars haalden rond 1 meter per seconde, de snelste rond 2 meter per seconde (van 3,6 tot 7,2 km per uur). De veroudering werd gemeten aan de hand van een verouderingsindex die steunde op 19 gezondheidselementen, zoals lichaamsgewicht, bloeddruk, longvolume, … Ook de veroudering van het aangezicht werd door 8 onafhankelijke onderzoekers beoordeeld op basis van foto’s. Via MRI-scans werd de structuur van de hersenen onderzocht.
Volwassenen met de traagste wandelsnelheid hadden volgens de studie:
• veel meer fysieke beperkingen;
• een zwakkere gripsterkte met de handen;
• een slechter evenwicht;
• een snellere veroudering van het lichaam;
• een snellere veroudering van het aangezicht;
• een kleiner hersenvolume met tekenen van aftakeling.
De kinderen die opgroeiden tot de traagste wandelaars hadden gemiddeld een IQ dat 12 punten lager lag dan dat van diegenen die tot de snelste wandelaars opgroeiden.
De onderzoekers besluiten dat wandelsnelheid niet alleen een goede maat is voor lichamelijke veroudering, maar ook voor intellectuele mogelijkheden. Ze concluderen eveneens dat de verschillen in gezondheid en intelligentie toegeschreven konden worden aan de betere gezondheid waarin sommige deelnemers al aan het begin van hun leven verkeerden.
Deze studie is een cohortstudie, een type waarnemend onderzoek dat verbanden kan vaststellen, maar geen oorzaak-gevolgrelaties kan aantonen. De wandelsnelheid is dus niet de oorzaak van de veroudering of de intelligentie. Je kunt dus niet stellen dat snellere wandelaars slimmer zijn, omdat ze sneller wandelen. De verschillen in eet- en leefgewoonten tussen snelle en trage wandelaars bieden mogelijk een verklaring, maar ze werden niet beschreven in de publicatie.
De belangrijkste conclusie van deze studie is dat het slim is om te wandelen. Er werd niet aangetoond dat sneller wandelen slimmer maakt.
Onderzoekers gingen na of er een verband bestaat tussen de wandelsnelheid op 45 jaar, de veroudering van het lichaam en de hersenwerking. De traagste wandelaars hadden de grootste verouderingsverschijnselen en de laagte intelligentiequotiënten. Of het hier gaat om een oorzaak-gevolgrelatie kon niet worden aangetoond en is onwaarschijnlijk. Vermoedelijk leefden de snelle wandelaars toevallig gezonder.