Geen tijd om te lezen?
Dit zijn onze conclusies!

Hongerstakers vallen buiten de procedure voor gedwongen opname omdat ze niet geestesziek zijn.

Zolang iemand wilsbekwaam is en uit vrije wil en volledig geïnformeerd een medische behandeling weigert, mag een arts niet tussenbeide komen.

Enkel in een noodsituatie waarbij de wil van de patiënt niet achterhaalbaar is, kan een zorgkundige de noodzakelijke zorg toepassen.

Dwangvoeding kan zelfs een inbreuk op het verbod op foltering vormen, als de medische noodzaak niet voldoende aantoonbaar is of de patiënt de voeding op een onmenselijke of vernederende manier kreeg toegediend.


Een gedwongen opname of collocatie komt als beschermingsmaatregel voor in de psychiatrische gezondheidszorg. Een vrederechter kan zo’n opname in een psychiatrische afdeling opleggen aan iemand die lijdt aan een ‘geestesziekte’ en een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving vormt.

Maar de hongerstakers zijn niet geestesziek. Dat benadrukte professor gezondheidsrecht Tom Goffin (UGent) in een interview met De Tijd. Daarom kan de procedure voor een gedwongen opname in dat geval ook niet zomaar opgestart worden.

Waar (g)een wil is, is (g)een behandeling

Deontologisch gezien vormt de wilsbekwaamheid van de patiënt de cruciale factor bij een hongerstaking. Volgens een advies van de Nationale Raad van de Orde der artsen mag een arts niet medisch tussenbeide komen als een persoon zich daar vrij en uitdrukkelijk tegen verzet. Die persoon moet dan wel over de volledige “geestelijke vermogens” beschikken. Met andere woorden, de persoon in kwestie moet autonoom kunnen handelen.

Een arts kan wel kunstmatige voeding geven als iemand in hongerstaking daarmee akkoord gaat. Of wanneer die persoon niet meer wilsbekwaam is (bijvoorbeeld bij flauwvallen) en niet expliciet in een negatieve wilsverklaring aangaf geen medische behandeling te willen. Enkel dan kan een arts tussenbeide komen.

Voor dat advies baseert de Orde der artsen zich op de Verklaring van Malta. Die verklaring stelde de World Medical Association (WMA) op in 1991, met herzieningen in 1992 en 2006. Met die verklaring stelde de WMA ethische richtlijnen op voor artsen tijdens de behandeling van hongerstakers.

Rechten van de patiënt

Op juridisch vlak zit de wil van de patiënt vervat in de Wet op de Patiëntenrechten uit 2002. Een arts of zorgkundige moet allereerst de patiënt alle nodige informatie geven over een medische behandeling. De behandeling kan pas starten als de patiënt volledig geïnformeerd en uit vrije wil instemt. Die instemming kan door een mondeling akkoord of goedkeurend gedrag (zoals een duim opsteken) van de patiënt.

Maar een patiënt mag dus ook weigeren. In het geval van een hongerstaking moet een arts of zorgkundige dus de wil om niet te eten respecteren. De arts moet daarbij dan wel de gevolgen van die weigering uitleggen en mag alternatieve hulp aanbieden. Daarnaast mag de arts ook nog altijd andere noodzakelijke zorg toedienen die losstaat van de weigering tot eten of drinken. Een patiënt mag ook die weigering op eender welk moment opnieuw intrekken.

Als een patiënt zijn wil niet kan uitdrukken, moet de zorgverstrekker ook volgens de wet kijken naar een eventuele wilsverklaring die de persoon in kwestie achterliet. Als die wilsverklaring duidelijk zegt dat de patiënt geen zorg wil, dan mag de arts niet ingrijpen. Bij een noodgeval mag een zorgkundige wel ingrijpen als de wil van de patiënt (of zijn vertegenwoordiger) niet te achterhalen valt.

Gedwongen voeding en foltering

Er bestaat onduidelijkheid of gedwongen voeding bij hongerstakers een vorm van foltering is. Met de Verklaring van Tokyo uit 1975 verbiedt de World Medical Association alvast artsen deontologisch om gevangenen in hongerstaking dwangvoeding toe te dienen. Enkel wanneer de gevangene niet langer rationeel kan oordelen, mag een arts wel voeding toedienen.

Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is voeding onder dwang om medische redenen in principe geen foltering, zolang een aantal voorwaarden vervuld zijn. Ten eerste moet de medische noodzaak heel duidelijk kunnen worden aangetoond. Ten tweede mag iemand de voeding niet om een onmenselijke of vernederende manier krijgen toegediend, zoals artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voorschrijft.

In 2005 sprak het Europees Hof toch van een inbreuk op artikel 3 in een arrest over de zaak van gewezen bankdirecteur Nevmerzhitsky tegen Oekraïne. Nevmerzhitsky had via zijn bank illegale transacties verricht en daarom had het Oekraïense gerecht hem in hechtenis geplaatst. De directeur ging in hongerstaking, omdat hij de hechtenis te lang vond aanslepen. Daarop kreeg Nevmerzhitsky onder dwang voeding via een darm in de maag gepompt. Omdat de Oekraïense regering de medische noodzaak voor de dwangvoeding niet voldoende kon aanwijzen, veroordeelde het Hof Oekraïne onder andere voor foltering.

Conclusie: zorgkundigen mogen een hongerstaker geen verplichte medische hulp bieden zonder zijn expliciete toestemming

Iemand in hongerstaking heeft het recht om een medische behandeling te weigeren. Via een negatieve wilsverklaring kan iemand ook bij wilsonbekwaamheid de tussenkomst van een arts verhinderen. Enkel in noodsituaties mag een zorgkundige tussenkomen, maar enkel als de wil van de patiënt niet te achterhalen valt. In sommige gevallen kan een gedwongen medische handeling, zoals dwangvoeding, zelfs een inbreuk op het verbod op foltering betekenen.