1 procent van de Belgische bevolking bezit naar schatting 13,5 tot 33 procent van het totale vermogen
In zijn 1 mei-speech liet PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw optekenen dat de 1% rijkste mensen in België “samen een kwart van de rijkdom bezitten”.
Hedebouw liet bij monde van parlementair medewerker Loonis Logghe aan factcheck.vlaanderen weten dat de bewering gebaseerd is op het wetenschappelijk artikel ‘A one-off wealth tax for Belgium: Revenue potential, distributional impact, and environmental effects’ dat recent verscheen in Ecological Economics. De berekening werd uitgevoerd door Dan O’Neill, professor Ecologische Economie aan de Universiteit van Leeds en Arthur Apostel, onderzoeker aan het HIVA van de KU Leuven.
O’Neill en Apostel probeerden met hun onderzoek te achterhalen wat de impact zou zijn van een eenmalige invoering van een belasting op de hoogste vermogens in België. Om dat te kunnen berekenen, was er een schatting nodig van de vermogens van de rijkste personen in België. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland is er in België geen vermogenskadaster – een inventaris dat bijhoudt over welke onroerende goederen, financiële goederen en roerende goederen elk gezin beschikt. Daarom kozen de onderzoekers voor een schatting van de vermogensongelijkheid.
Er is slechts één bron beschikbaar met gegevens voor deze vermogensindeling. Dat is de HFCS (Household Finance and Consumption Survey) die driejaarlijks wordt uitgevoerd door de Europese Centrale Bank. Een belangrijk detail is dat de gegevens van het onderzoek waarop de claim van Hedebouw is gebaseerd, dateren van het onderzoek van 2017. Dit zijn de recentste cijfers die beschikbaar zijn via de site van de ECB.
Apostel laat aan factcheck.vlaanderen weten dat er twee problemen zijn waar de HFCS mee kampt. Enerzijds schatten respondenten hun nettovermogen lager in dan het werkelijk is en anderzijds zijn de meest welgestelde gezinnen ondervertegenwoordigd in surveys over vermogen. Daarom onderschat de HFCS-data de vermogensongelijkheid en is een correctie nodig. Binnen de Economische vakliteratuur is deze correctie gebaseerd op een statistische procedure die naast de HFCS ook een rijkenlijst als inputdata vereist. Voor België zijn hiervoor de Forbes-lijst en de DRB-lijst (De Rijkste Belgen) beschikbaar.
De Forbes-lijst heeft minder observaties dan de DRB-lijst en is daarom minder representatief voor de top van de Belgische verdeling. Voor de schatting werden de 150 rijksten uit de DRB-lijst geselecteerd.
Uit een eerder onderzoek van de UAntwerpen blijkt dat als je enkel de HFCS-data in rekening houdt, de rijkste 1% in België maar 16% van het totale vermogen bezit. Als je deze verder aanvult met de DRB-data, kom je uit op ongeveer 24%.
Het artikel van O’Neill en Apostel plaatst de Belgische vermogensongelijkheid ook in een Europese context. De Belgische cijfers lijken in dezelfde lijn te liggen met landen als Spanje en Frankrijk, maar lager dan in Oostenrijk of Duitsland.
Raoul Hedebouw baseert zich op een recente publicatie waaruit blijkt dat de rijkste 1% in België ongeveer 24% van het totale vermogen bezit. Omdat er in België geen vermogenskadaster is, dat de goederen waar gezinnen over beschikken bijhoudt, gaat het om een schatting. De berekening is gebaseerd op gegevens van de Europese Centrale Bank uit 2017, aangevuld met de lijst van De Rijkste Belgen.