Nee, het Belgische defensiebudget daalde niet onder de vorige regering
De NAVO-top in Den Haag was bepalend voor de goedkeuring van de nieuwe 5%-norm voor defensie-uitgaven, die daar formeel werd vastgelegd. Deze richtlijn houdt in dat lidstaten ernaar moeten streven om tegen 2035 vijf procent van hun bruto binnenlands product (BBP) aan defensie te besteden. Indien alle NAVO-landen die norm halen, zouden de gezamenlijke defensie-uitgaven oplopen tot een geschatte 2.4 triljoen Amerikaanse dollar per jaar. Maar welke politieke factoren voeren hier de hoofdmoot? En waar gaat die 5% per land naartoe?
Volgens Joshua Livestro, columnist en voormalig adviseur van NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte, is "de 5% waarop werd afgeklokt een zoethouder voor Trump,” stelt hij. De voormalige Amerikaanse president heeft herhaaldelijk aangedrongen dat Europese NAVO-landen meer bijdragen aan hun eigen veiligheid.
Toch betekent dat niet dat Amerika nu meer controle zou krijgen over Europese bestedingen. “Hoewel de VS sterk aandringen op hogere defensie-uitgaven, behouden lidstaten hun soevereiniteit over hoe dat geld wordt besteed,” aldus Livestro. Lidstaten beslissen zelf over hun aankopen, troepenopleidingen en strategische prioriteiten. “Het NAVO-wapenarsenaal evolueert mee met de personeelsnoden” vult defensie-expert Alexander Mattelaer aan.
De nieuwe norm is onderverdeeld in twee categorieën: 3,5% van het BBP moet gaan naar zogenoemde "harde defensie": directe militaire uitgaven zoals wapens, munitie, troepen en militaire infrastructuur. 1,5% van het BBP is gereserveerd voor bredere veiligheidsgerelateerde investeringen die de nationale weerbaarheid versterken.
Deze laatste categorie is breed interpreteerbaar. Ze omvat veiligheidsgerelateerde investeringen, onder andere fysieke infrastructuur zoals bruggen, wegen en spoorwegen die militaire mobiliteit bevorderen. Ook digitale veiligheid of cybersecurity, de bescherming van kritieke infrastructuur en de aanleg van strategische noodvoorraden vallen hieronder. Volgens Livestro kunnen zelfs zorgsectoren en de bescherming van het publieke debat, bijvoorbeeld tegen desinformatie, onder deze rubriek vallen. Dit alles kadert in het bredere NAVO-concept van maatschappelijke weerbaarheid.
De oplopende defensiebudgetten zullen vermoedelijk een aanzienlijke impact hebben op de Europese economie. Maar deze kunnen ook positief zijn. Sectoren als informatietechnologie, ruimtevaart, auto-industrie, elektronica, telecommunicatie en logistiek zijn gebieden met aanzienlijke groeikansen door de toegenomen defensie-uitgaven. Onder druk van cyber- en hybride dreigingen wordt verwacht dat in de komende vier jaar tot 500 miljard euro extra naar deze sectoren zal vloeien.
Deze trend versterkt het zwaartepunt van de NAVO in Europa. Volgens Mattelaer en Livestro past dit binnen een bredere beweging richting strategische autonomie: het vermogen van Europa om zijn veiligheid te garanderen zonder afhankelijk te zijn van Amerikaanse militaire dominantie.
Toch blijft er scepsis over Europa’s werkelijke militaire slagkracht. Volgens onderzoek van het Kiel Instituut zal Europa, ondanks hogere defensiebudgetten, tegen 2030 nog steeds moeite hebben om de Russische productiecapaciteit te evenaren. Rusland blijft in meerdere wapensystemen vier Europese landen voor en vooral op het vlak van raketten en tanks is de eigen productiecapaciteit schaars.
Daarnaast ondermijnen trans-Atlantische spanningen de Amerikaanse veiligheidsgarantie, terwijl Europa sterk afhankelijk blijft van de VS voor troepen en strategische capaciteiten.
Ten slotte vereist de snelle technologische evolutie een modernisering en opschaling van militaire systemen, maar trage en logge aankoopprocedures blijven een grote belemmering bij Europa.
Landen kunnen steeds vaker twijfelachtige uitgaven als ‘defensiegerelateerd’ bestempelen om via de 1,5% aan de 5%-norm te komen. Zo zouden civiele infrastructuurprojecten, zoals wegen, havens en spoorlijnen die ook voor militair gebruik geschikt zijn, onder het defensiebudget kunnen vallen. Dit benadrukt hoe lastig het wordt om de grenzen van defensie-uitgaven te bepalen binnen een steeds ruimer opgevat veiligheidskader.
Sommige landen rekenen onder hun defensiebudget ook al uitgaven mee die slechts zijdelings met defensie te maken hebben, zoals militaire pensioenen. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld van de werkelijke investeringen in operationele capaciteit.
Hoewel de VS aandringt op 5% defensie-uitgaven, behouden NAVO-landen zeggenschap over de besteding. Binnen de 1,5%-component is er ruimte voor investeringen in onder meer kritieke infrastructuur, wegen en bruggen. In het kader van bredere weerbaarheid krijgen ook sectoren als cybersecurity en telecom steeds meer aandacht. Maar zelfs als het 5%-doel wordt gehaald, is een paraat Europees leger in 2035 niet vanzelfsprekend: de militaire productiecapaciteit blijft beperkt.
Deze factcheck kwam tot stand in het kader van de factcheck-marathon naar aanleiding van de NAVO-top. Partners zijn: Factcheck.Vlaanderen, VRT NWS, RTBF, Knack, deCheckers, KRO-NCRV Pointer, Het Algemeen Dagblad en Nieuwscheckers.