Stress is niet de op één na grootste doodsoorzaak ter wereld, maar wel sterk gelinkt aan hart- en vaatziekten en kanker
In een grootschalig onderzoek bij 289.573 Chinese vrouwen zijn onderzoekers nagegaan of er een verband is tussen het geven van borstvoeding en de kans op hart- en vaatziekten in het latere leven. Bij aanvang van het onderzoek dienden de vrouwen uitgebreide vragenlijsten in te vullen. Hierbij werd ook gepeild naar het aantal geboortes, of er borstvoeding werd gegeven en hoe lang. De meeste vrouwen (97%) hadden ooit borstvoeding gegeven. Daarvan had 91% gedurende minstens 6 maanden borstvoeding gegeven per kind.
Na de start van de studie werden de vrouwen gemiddeld 8 jaar gevolgd. Om het jaar werd nagegaan welke vrouwen hart- en vaatziekten ontwikkelden en wie er eventueel aan overleden was. Door deze gegevens te linken aan de gegevens over borstvoeding kon het verband bepaald worden.
Uit de analyse bleek dat vrouwen die borstvoeding gaven ongeveer 10% minder kans hadden op verschillende vormen van hart- en vaatziekten dan vrouwen die nooit borstvoeding gegeven hadden. Hoe langer er borstvoeding gegeven werd, hoe kleiner de kans. Vrouwen die minder dan 6 maanden borstvoeding gaven, hadden 1% minder kans op hart- en vaatziekten. Vrouwen die meer dan 2 jaar borstvoeding gaven, hadden 18% minder kans op hart- en vaatziekten. Per 6 maand dat er langer borstvoeding gegeven werd, zou de kans met 3 à 4 % dalen.
De onderzoekers besluiten dan ook dat borstvoeding de kans op hart- en vaatziekten op latere leeftijd verkleint (1).
De resultaten van dit onderzoek gelden uiteraard enkel voor Chinese vrouwen, waarvan een zeer hoog percentage gedurende lange tijd borstvoeding gaf. De resultaten van Europese studies zijn minder eenduidig. Uit een Noorse studie bij 20.000 vrouwen bleek dat diegenen die gedurende hun leven 7 tot 12 maanden borstvoeding gaven de laagste kans hadden te overlijden door hart- en vaatziekten. Langer borstvoeding geven had geen bijkomend positief effect (2). Uit de EPIC-studie daarentegen bleek dat borstvoeding wel degelijk een positief effect had, dat groter was naarmate er langer borstvoeding gegeven werd (3). Dit toont nogmaals aan dat de context waarin het onderzoek gebeurt belangrijk is en het niet zo eenvoudig is om heldere besluiten te trekken.
De trend is wel een positief verband. Verder onderzoek naar een verklaring voor het positieve verband kan helpen. Volgens sommigen zou dit te wijten kunnen zijn aan het gemakkelijker terug op gewicht komen dankzij borstvoeding, maar ook dit moet verder onderzocht worden. Het is ook mogelijk dat borstvoeding een indicatie is voor gezond gedrag en dat vrouwen die kiezen voor borstvoeding over het algemeen een gezondere levensstijl hebben. Hierdoor is hun kans op hart- en vaatziekten lager.
Als de resultaten van het Chinese onderzoek overdraagbaar zouden zijn op onze Vlaamse context, dan zou het effect op de sterftecijfers door hart- en vaatziekten klein zijn. Uit cijfers van Kind en Gezin blijkt dat na 6 maand slechts 11% van de vrouwen nog volledig borstvoeding geeft. Om een positief effect te hebben op Vlaams niveau zouden er veel meer vrouwen langer borstvoeding moeten geven.
Of borstvoeding geven een goede strategie is om je kans op hart- en vaatziekten te verkleinen, is nog niet bewezen. Gezien de talrijke gezondheidsvoordelen voor de baby blijft het aanmoedigen van borstvoeding wel belangrijk.
(3) Peters SA, et al. Parity, breastfeeding and risk of coronary heart disease: a pan-European case-cohort study. Eur J Prev Cardiol. 2016;23:1755–1765.
https://www.kindengezin.be/cijfers-en-rapporten/cijfers/borst-en-flesvoeding/