50 euro belastingen per tankbeurt was mogelijk voor intrede energieakkoord
Naar aanleiding van de klimaattop hield Maarten de Zeeuw, campagnevoerder bij Greenpeace, een liveblog bij. Daarin schreef hij dat “een kleine belasting op slechts zeven van ’s werelds grootste olie- en gasbedrijven het ‘Climate and Loss’-fonds met meer dan 2000% zal laten groeien.”
De Zeeuw verwijst daarbij naar een recent rapport dat Greenpeace International op 18 november publiceerde. Daarin pleiten ze voor een “klimaatschadebelasting”. Die zou 5 dollar bedragen per ton CO₂ die vrijkomt bij het gebruik van de olie- en gas die de bedrijven zouden onttrekken.
Tegen 2030 zou die belasting volgens een persbericht 900 miljard dollar moeten opbrengen. Die belasting dient om de kosten van klimaatrampen te dekken. Volgens Greenpeace is dit een zaak van klimaatgerechtigheid.
Concreet gaat het over de bedrijven ExxonMobil, Shell, Chevron, TotalEnergies, BP, Equinor en Eni. “Het gaat in dit voorstel niet om de zeven grootste bedrijven ter wereld, laat dat duidelijk zijn,” zegt energiespecialist Jilles van den Beukel, die verbonden is aan The Hague Centre for Strategic Studies. “Saudi Aramco is bijvoorbeeld groter dan die zeven aangehaalde bedrijven bij elkaar opgeteld.”
Om een idee te geven: het Saoedische staatsbedrijf heeft een beurswaarde van 1800 biljoen Amerikaanse dollar (ongeveer 1700 biljoen euro). De grootste bedrijven in respectievelijk de Verenigde Staten en Europa zijn ExxonMobil en Shell, met een marktkapitalisatie van ongeveer 200 en 500 miljard dollar.
Waarom net deze zeven bedrijven worden genoemd, is dus niet duidelijk. Factcheck.Vlaanderen nam voor dit artikel contact op met Greenpeace, maar ontving tot op heden geen reactie.
Het voorstel van Greenpeace handelt over het ‘Climate Loss and Damage Fund’. Dat is een financieringsfonds van het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), Green Climate Fund (GCF) en United Nations Development Programme (UNDP). Het werd opgericht tijdens de 27e klimaattop (COP27) van de Verenigde Naties die doorging in 2022. Het fonds is bedoeld om financiële ondersteuning te bieden aan landen die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Twee jaar later werd het officieel in werking gesteld tijdens de recente COP29 in Bakoe. De teller van de beloofde financiering staat inmiddels op 731 miljoen dollar.
2000 procent van die 731 miljoen is 14,6 miljard. Dat is een ijkpunt dat met de voorgestelde belastingen inderdaad relatief eenvoudig te behalen valt, beaamt van den Beukel. Al nuanceert hij: “Het Loss and Damage fonds is pas opgericht. Het heeft dus nog niet veel tijd gehad om veel te groeien. Op die manier zal je al snel aan die 2000% zitten.”
Het Milieuprogramma van de VN schat dat tussen 215 miljard en 387 miljard dollar per jaar nodig is om de gevolgen van de klimaatopwarming bij ontwikkelingslanden aan te pakken. Tijdens de COP29 werd afgesproken om te streven naar een jaarlijks bedrag van 300 miljard dollar. Dat is dan weer 2000% meer dan het voorstel van Greenpeace.
Van den Beukel twijfelt ook aan de haalbaarheid van de belasting van Greenpeace. Landen als de Verenigde Staten, waar de zeven bovengenoemde bedrijven hun winst maken, gaan dit soort belasting volgens hem niet snel invoeren. Hij stelt zich vooral vragen bij de grootte van de “kleine" belasting: “Uit het rapport waarop Greenpeace zich baseert, blijkt dat de belasting 900 miljard dollar bedraagt, verspreid over de komende zes jaar. Dat is geen kleine belasting, maar een heel grote, die bijna de totale winsten van die bedrijven bestrijkt.”
Gemiddeld bedraagt die winst jaarlijks ongeveer 21 miljard dollar per bedrijf. Dat blijkt ook uit de berekeningen van Greenpeace. In het eerste jaar zou de heffing 15,2 miljard bedragen, wat neerkomt op 10% van de gemaakte winst. Voor een totale opbrengst van 900 miljard dollar over zes jaar zou je dan inderdaad de volledige winsten moeten heffen (21,17 miljard dollar winst x 7 bedrijven x 6 jaar = 890 miljard dollar).
Ook Ronnie Belmans, energiespecialist en emeritus hoogleraar aan de KU Leuven, heeft bedenkingen bij de berekeningen. Het praktische aspect om vijf dollar te belasten per ton CO₂ dat vrijkomt bij het gebruik van de olie- en gas die de bedrijven zouden onttrekken, is volgens hem vooral retoriek: “Niet alle petroleum wordt verbrand, kijk maar naar chemie en petrochemie. Bovendien is de vraag hoe je dit gaat invoeren. Europa heft al een prijs voor CO₂ via het emissiehandelsysteem. De petroleum en het gas dat verbrand wordt in de industrie is dus al onderworpen aan een heffing die gebruikt wordt om CO₂-reductie te financieren.”
En moest de belasting op een manier wel tot uitwerking komen, bestaat volgens Belmans de kans dat die dollars doorgerekend worden aan de verbruiker. Want ook ontwikkelingslanden gebruiken deze brandstoffen om elektriciteit te leveren aan hun bevolking. Belmans verwijst hierbij naar de recente stroomstoring in Cuba.
Dat een belasting op olie- en gasbedrijven 2000% meer oplevert dan het Climate Loss and Damage Fund klopt mathematisch. Maar dat klimaatfonds ging nog maar net van start, waardoor je al snel aan een hoger bedrag komt. Experten vinden het voorstel van Greenpeace om een klimaatschadebelasting op te leggen bovendien niet realistisch.