Blogpost over zwangere arts die een miskraam kreeg na haar coronavaccinatie is fout
Tijdens de zwangerschap krijgen vrouwen een drietal echografieën die abnormaliteiten aan het licht kunnen brengen. Wanneer daarbij een ernstige hersenafwijking wordt vastgesteld, verkiezen ouders soms het afbreken van de zwangerschap. Af en toe blijkt de echografische diagnose echter niet correct en wordt een gezonde baby geaborteerd. Om dergelijke drama’s te voorkomen zochten Britse onderzoekers uit of het zin heeft om een zwangere vrouw een MRI-scan (magnetische resonantie, de ‘i’ staat voor imaging) te laten ondergaan om de hersenen van de foetus beter te kunnen beoordelen. Ze onderzochten 570 zwangere vrouwen waarbij een hersenafwijking was vastgesteld bij de foetus op echografie (1). Alle vrouwen werden uitgenodigd voor een MRI-scan van de foetus. Daarbij werden de deelneemsters in twee groepen verdeeld. In groep 1 (369 vrouwen) was de echografische diagnose gesteld tussen 18 en 24 weken en in groep 2 (201 vrouwen) na 24 weken. Aan de artsen die de echografie hadden uitgevoerd werd gevraagd hoe zeker ze waren van hun diagnose: van zeer onzeker tot zeer zeker. Door de MRI-scan verbeterde de diagnostische nauwkeurigheid met 23% in groep 1 en met 29% in groep 2. Dat bracht de nauwkeurigheid op 93% voor de combinatie echografie en MRI, tegenover 68% voor echografie alleen. De MRI veranderde het verdere beleid voor 1 op 3 zwangerschappen waarbij een hersenafwijking bij de foetus gevonden was. De onderzoekers houden daarom een pleidooi voor een aanvullende MRI in geval men via echografie een afwijking vindt in de hersenen van de foetus.
Tijdens het eerste zwangerschapstrimester moeten MRI-scans absoluut vermeden worden, maar later in de zwangerschap kan het desnoods wel. In zeldzame gevallen van vermoedelijke hersenafwijkingen kunnen ze waardevolle bijkomende informatie verschaffen die in dit geval levensreddend kan zijn, zo toont deze studie.
Toch zijn er enkele kanttekeningen te maken. Zo wisten de radiologen die de MRI uitvoerden vooraf hoe zeker hun collega’s waren over wat ze gezien hadden op echografie. Dat kan het oordeel van de radiologen beïnvloed hebben. Bovendien werd de MRI tot 2 weken na de echografie uitgevoerd, wat lang is in een zwangerschap: het kan best dat afwijkingen die nog twijfelachtig waren op de echo, na 2 weken veel duidelijker aanwezig waren en daarom beter te zien waren op de scan.
Alvorens cruciale beslissingen te nemen (zoals een abortus) na vaststelling van foetale hersenafwijkingen op een prenatale echografie, kan het nuttig zijn een aanvullende MRI-scan te nemen. Een scan verbetert de nauwkeurigheid van de diagnose.