West-Vlaamse peuter stierf niet door vaccinaties
Leuvense onderzoekers gingen bij meer dan 400 kleuters de relatie na tussen het drinken van gesuikerde dranken, gedragingen en resultaten op wiskundetesten (1). De helft van de kleuters tussen 4 en 6 jaar oud kreeg 150 ml water met 35 gram suiker, de andere helft kreeg dezelfde hoeveelheid water, maar dan kunstmatig gezoet. De kinderen werden geobserveerd en getest door studenten die niet wisten welke kleuters welke dranken gedronken hadden.
De groep die een gesuikerde drank kreeg, was rustelozer, en jongens uit die groep scoorden slechter op wiskundetesten. Opvallend genoeg scoorden meisjes beter na het drinken van een gesuikerde drank. Gezien de gebruikte studiemethode (een interventiestudie) besluiten de auteurs dat er een oorzakelijk verband is tussen suikerconsumptie en de waargenomen resultaten.
In België daalde de consumptie van gesuikerde frisdrank van 177 ml naar 150 ml per dag tussen 2004 en 2014 (2). Tussen de leeftijd van 3 tot 5 jaar ligt de consumptie op 84 ml per dag. Opmerkelijk is dat de laagst geschoolden 227 ml gesuikerde frisdrank per dag drinken, tegenover 90 ml voor de hoogst geschoolden.
Deze Leuvense studie werd nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. De gebruikte methode werd met andere woorden nog niet gecontroleerd door collega-wetenschappers. De kleuters kregen 35 gram suiker in 150 ml water te drinken, terwijl een vergelijkbare hoeveelheid frisdrank slechts 16 gram suiker bevat. Deze studie laat dus niet toe om conclusies te trekken over standaard frisdranken.
Aangezien de controlegroep water met kunstmatig zoetmiddel kreeg, gaat het hier om een dubbele interventie: de groep met suikerdrank kreeg niet alleen 35 gram suiker in vergelijking met de controlegroep, maar ook een extra 140 kcal. De waargenomen resultaten op gedrag en testen kunnen te wijten zijn aan suiker, maar ook aan extra energie. Het valt dus niet uit te sluiten dat de kinderen rustelozer waren door de extra energie. Bovendien ontbrak er in deze studie een controlegroep die evenveel energie kreeg, maar niet in suikervorm.
Een andere mogelijke verklaring is reactieve hypoglycemie: door de toevloed aan geraffineerde suiker maakt de alvleesklier soms te veel insuline aan. Insuline zorgt ervoor dat suiker in het bloed opgenomen worden, maar dat gebeurt soms te grondig. Als gevolg daarvan ontstaat er een tijdelijk tekort aan suiker in het bloed, wat voor concentratieproblemen en rusteloosheid zorgt. Om dat te verifiëren, hadden de onderzoekers bloedstalen moeten verzamelen voor en na het drinken van de gesuikerde drankjes.
Ten slotte zijn er geen gegevens over de voedingsgewoonten en de voedingstoestand van de kinderen: bij een volle maag worden dranken bijv. trager opgenomen.
Deze studie laat niet toe om conclusies te trekken over het verband tussen suiker en gedrag bij kleuters, aangezien er geen onderscheid kan gemaakt worden tussen toegediende suiker en energie en er geen bloedstalen werden afgenomen om de effecten grondiger te bestuderen.